It(em) jacob robijns van langdorp heeft hem gep(rese)nteert tontfaen/ van goerde van wayenb(er)ghe die geleydt is tot de(n) goede(n) jans/ de houwe(re) alsulke(n) quitancie als tvonnisse d(er) scepen(en) van/ arscot tussche(n) de(n) vors(creven) jacob robijns en(de) de vors(creven) janne de(n) houwe(re)/ gewijst heeft boys voshem julii xiiii