Van henricke(n) van [de(n)] assche van diest/ It(em) want henric vanden assche van diest die voe(r) meye(r) en(de) scepen(en)/ va(n) loeven gegoedt is in alrehande porchele(n) van goede gelege(n) te velpe(n)/ bi halen gelijc jorijs he(m) tot velpe(n) die goede te houden plach tot loeve(n) inhadde/ doen scriven opte(n) dach va(n) hede(n) mathijse everarts die wyn es des vors(creven)/ jorijs om de(n) selve(n) mathijse vande(n) vors(creven) goede(n) tot loeve(n) int recht te/ hebbe(n) mids dat hi de(n) vors(creven) henricke(n) d(er) vors(creven) goede ongebruyck dede Daer/ om eest dat de vors(creven) henric mids dat de vors(creven) mathijs niet en compa/ reerde de scepen(en) brieve van sijnre voirs(creven) goedinge(n) inden rechte dede lese(n)/ eysschende en(de) v(er)suekende datme(n) hem vanden goeden die sine scepen(en) brieve/ beg(ri)pen houden woude in sijnre goedinghen Also dat de meye(r) va(n) loeve(n)/ d(aer) op maende de scepen(en) van loeven die wijsde(n) voe(r) een vonnisse datme(n)/ de(n) vors(creven) henricke(n) vande(n) assche houden soude in zijnre goedinghe(n) also/ v(er)re alst noch voe(r) scepen(en) van loeve(n) comen is cora(m) eisd(em)