It(em) joh(ann)es van halcart soen henrix wilen van halcart in jeg(enwordicheit)/ der scepen(en) van loeven gestaen heeft geloeft hubrechte van/ nuysberghe dat hij tot eeuwigen daghen vast en(de) gestentich/ houden sal alsulken zoene als geschiet es van dat de voirs(creven)/ hubrechte van live ter doot brachte den voirs(creven) wilen henricke(n)/ van halcart Beke(n)nende en(de) verlyende openbairlic de voirs(creven) jan/ van halcart so waer hij hier tegen dade in e(n)nig(er) tijt toecomen(de)/ dat hij dan soenbreke en(de) peysbeke sijn soude sond(er) argelist/ cor(am) abs(oloens) wittema(n) martii ultima