Van aelbrechten de punde(re)/ It(em) van alsulken schalen als en(de) ene(n) hollantsche gulden(en) die de voirs(creven)/ aelbrecht voe(r) gebreck van sinen erfchijnse gepant heeft op seke(re)/ goede laureys van wynge gelegen op tvelt van he(re)nt tuschen/ de goede wout(er)s van haenwijc en(de) henrix corneken welc pendi(n)ge/ de voirs(creven) laureys van wynge meynde dat niet van recht gesciet/ en wae(re) mids zeke(re)n redene(n) die hij inden rechte dede seggen luttel/ of niet ten rechte dienende etc(etera) Es tvo(n)nis dat de voirs(creven) aelbrecht/ met alsulken panden als hij op de goede gepant heeft voert vae(re)n/ mach met den rechte cor(am) lomb(ar)t roel(ants) cap(elle)[ma(n)] lynte(re) iunio(r)e ja(nuarii)/ penulti(m)a/