It(em) want de deken en(de) rentmeester en(de) p(ro)curatoirs vand(er) faculteit van/ aerten d(er) univ(er)siteit van loeven(en) gevonnist hebben voe(r) meye(r) en(de)/ sepen(en) van loeven(en) zeke(r) scepen(en) brieve van loeven(en) sprekende van/ vijftich rijnsch(er) gulden vander koervorsten mu(n)ten erfliker renten die/ de vors(creven) faculteit erflic heeft op thof en(de) de goede van bynckem met/ woeni(n)ghen huysen hoven wynnen(de) land(en) beemden eeuselen bosschen/ wate(re)n wuwe(re)n brauca(m)men chijsen rinten tot den vors(creven) hove horende/ It(em) aen en(de) op den chijs van zoerbeemde van s(in)te pet(er)s vyssenake en(de)/ van oplynthe(r) welck ond(er)pande vors(creven) toe te behoren plagen jonch(er)/ ja(n)ne he(r) te scoenhoven en(de) joff(rouw) joha(n)nen van waenrode zijnre mede/ geselli(n)nen daeraf tvonnisse d(er) scepen(en) van loeven(en) gewijst heeft/ dat de vors(creven) deken rentm(eeste)r en(de) p(ro)cur(ator) trecken souden tot hoiren/ pande vonden zij te panden zo souden zij pa(n)den en(de) en vonde(n) zij/ aldaer niet te panden zo zouden zij voirt vae(re)n met den rechte/ en(de) den meyer van loeven(en) met den scepen(en) van loeven(en) op de pa(n)de/ comende en vonden zij niet te panden Soe eest dat de/ zelve meyer van loeven(en) in p(rese)ncien d(er) scepen(en) van lov(en) den vors(creven)/deken rintmeest(er) pande gelev(er)t hebt heeft en(de) in hande(n) gesett/ meest(er) h(er)ma(n)ne brant en(de) meest(er) ja(n)ne de wydewe gehete(n) van/ herck meest(er)s in arten (et)c(etera) als gemechticht voe(r) scepen(en) van lo(ve)n/ vande(n) vors(creven) deken rentm(eeste)r en(de) p(ro)cur(ator) inden name en(de) tot behoef/ d(er) vors(creven) faculteit voe(r) de vors(creven) rente(n) en(de) voer cost en(de) co(m)mer die/ d(aer)op gegaen es met de(n) rechte oppend(orp) ov(er)wynghe julii xxviii