SAL7734, Act: V°200.1-R°201.1 (248 of 455)
Act V°200.1-R°201.1
Act
Date: 1440-12-31
Transcription
2023-10-22 by René LaesCond zij allen lieden want stoot en(de) geschille opv(er)staen was tusschen/
janne de clerc plattijnmake(r) als momboer lijsbetten zijns wijfs docht(er)/
jans wijlen vand(er) basdonck en(de) als de ghene die naden rechte d(er)/
stad van loeven(e) geleidt es totden goeden des vors(creven) jans vander/
basdonc in deen zijde en(de) jacoppe vanden wayenb(er)ghe als mo(m)boer/
en(de) katlijnen zijnen wive henricke vand(er) phalisen en(de) barbelen zijne(n)/
wijve beide dochte(re)n des vors(creven) jans vand(er) basdonck in dande(re) als/
van alsulken goeden als den vors(creven) drien gesuste(re)n bleven zijn na doot/
magrieten wijlen van cleve hoirer moed(er) die wijf was des vors(creven)/
jans vand(er) basdonck en(de) die hen bliven en(de) v(er)sterven zullen moghe na/
doot des selfs jans vand(er) basdonc hoirs vad(er)s Soe eest/
dat de vors(creven) p(ar)tien des comen zijn in tegeword(icheit) d(er) scepen(en) van loeven(e)/
hiernagenoemt ende hebben gekint en(de) gelijt dat zij vanden vors(creven)/
stoote bij middele van vrienden die hierom geaerbeidt hebben v(er)effent/
en(de) minlic v(er)accordeert zijn ind(er) manie(re)n h(ier)na volgende Inden yersten/
es vorwerde dat de vors(creven) jan de clerc [en(de) zijn als mo(m)boer zijns wijfs] na doot des vors(creven) jans vand(er)/
basdonc erflic hebben en(de) behouden sal de goede h(ier)na bescreven Yerst/
thuys met allen zijnre toebehoirten [geheten tscaecbert] geleg(en) inde p(ro)efstrate tusschen/
de goede symoens wijlen vrancx wissele(re) d(er) stad van loeven in/
beiden zijden Item eenen stal huys met den hove en(de) met zijnre toebehoirte(n)/
gelegen inde verduldicheit tussche(n) de goede des vors(creven) jans vand(er)/
basdonc en(de) de goede everards van wynghe op allen den last/
daer voe(r) uutgaende en(de) voirtmeer op vier guld(en) rijd(er)s d(er) mu(n)ten/
ons(es) gened(ichs) he(re)n sh(er)tog(en) van bourg(oignen) en(de) van brab(ant) goed en(de) ghene/
erflik(er) renten alle ja(r)e [d(er) vors(creven) katlinen en(de) barbelen en(de) hoiren nacomelinge(n) te
weten elken van hen twee gulde(n) rijd(er)s te betalen] op den zelven dach te betalen dat de vors(creven)/
jan vand(er) basd(onc) aflivich worde(n) sal voirtaen erflic en(de) dierste/
betalinge d(aer)af by(n)nen eenen ja(r)e na zijn doot in te gaen Behoud(elic)/
dien dat de vors(creven) jan de clerc [oft zijn erfgename(n)] de vors(creven) vier rijd(er)s erflik(er) rente(n)/
losse(n) mach en(de) afquiten wa(n)neer hem dat gelieve(n) sal elken pe(n)ninc d(aer)af/
met twintighen gelik(en) pe(n)ninghe(n) en(de) met vollen chijse Item want/
de(n) vors(creven) jan de clerc te huwelike gegeven heeft waren c hond(er)t/
rijnsch(en) guld(en) met zijne(n) wive voirs(creven) dies de vors(creven) jacob en(de) henrick/
daer teghe(n) met hoire(n) vors(creven) wiven m(er) elc [elc] van hen mer vijftich/
rijnsch(en) guld(en) gehadt en hebben so es tussche(n) de vors(creven) p(ar)tien vurw(er)de
//
dat de vors(creven) katlijne en(de) barbele gesuste(re)n daer voe(r) na doot des vors(creven)/ jans hoirs vad(er)s elck van hen hebben zullen voer uut den ande(re)n/ goeden vijftich rijnsch(en) guld(en) It(em) es voert vorwerde dat de vors(creven)/ drie gesuste(re)n tegelike hebben sullen dnudscap en(de) tp(ro)fijt dat zij oft/ e(n)nich van hen gevorde(re)n oft gecrigen can het zij met coope mynlicheide(n)/ oft and(er)s vanden huyse en(de) hoven met zijnre toebeh(oirten) geleg(en) inden bruel/
tussche(n) de goede henr(rix) van hoesden en(de) heylwig(en) sgieters dwelc/
pete(re)n des vors(creven) jans clercx zoon op seke(re) vueg(en) gelaten es It(em)/
Noch es vorwerde en(de) ond(er)sproken dat de vors(creven) jan de clerc als/
jacob en(de) henr(ic) als mo(m)bo(r)en hoirer wiven vors(creven) na doot des vors(creven)/
jans vand(er) basdonck alle dande(re) goede beruerlic en(de) o(m)beruerlic die/h bleven zijn na doot d(er) vors(creven) mag(ri)eten wijlen en(de) bliven zullen na/
doot des vors(creven) jans vand(er) basdonck deylen zullen sust(er)lic in drien/
geliken deylen [na de(n) landrechte] zond(er) deen bove(n) den ande(re)n e(n)nich voerdeel daerinne te/
hebben nietwed(er)staen(de) den vors(creven) beleyde oft ande(re)n ordinancien daer/
teghe(n) zijnde Voert es vorwerde dat de vors(creven) jan de clerck/
tvors(creven) beleyt be ond(er)houde(n) sal tot hoirer dried(er) behoef en(de)/
behulpe [in dier vueghen] zonder vordeele Alle saken te goed(er) meyninghen zond(er) argelist/
welk noch es vorwerde waert also dat de vors(creven) jan vand(er)/
basd(onc) de vors(creven) goede mi(n)de(re)n oft belasten woude oft yeman(de) gave/
dat de vors(creven) jan de clerc dat metde(n) vors(creven) beleyde gewe(re)n sal/
tot hoirer alic behoef alle sak(en) te goed(er) meyningen en(de) zond(er)/
argelist Welcke vorwerde(n) en(de) (con)dicien vors(creven) de vors(creven) p(ar)tien/
gelooft hebben malcande(re)n vast en(de) gestentich te houden en(de) deen den/
ande(re)n na doot des vors(creven) jans vand(er) basd(onc) d(aer)af behoirlicke vestich(eit) te/
doen also datt elken van hen teeuwelike(n) dagen sal moge(n) vast/
en(de) genoech [sijn] vynckenb(osch) wynghe dec(embris) ulti(m)a
//
dat de vors(creven) katlijne en(de) barbele gesuste(re)n daer voe(r) na doot des vors(creven)/ jans hoirs vad(er)s elck van hen hebben zullen voer uut den ande(re)n/ goeden vijftich rijnsch(en) guld(en) It(em) es voert vorwerde dat de vors(creven)/ drie gesuste(re)n tegelike hebben sullen dnudscap en(de) tp(ro)fijt dat zij oft/ e(n)nich van hen gevorde(re)n oft gecrigen can het zij met coope mynlicheide(n)/ oft and(er)s vanden huyse en(de) hove
Contributors: Jef Willemsens
Moderated by: Jef Willemsens
Last update: 2015-10-31 by kristiaan magnus