Daneel voet/ It(em) de meyer van loven(e) heeft inden name van onsen genedigen hee(re) voir scepen(en) van loven(e)/ inde banck aldair een aensprake gedaen tot ja(n)ne vander lynden van berthem die na den/ rechte der stad van loven(e) beleit es tot allen den goeden beruerlic en(de) omberuerlic daneels/ voet van arschot wittich soen meest(er) peters wilen voet priesters vander haven h(ier) na/ bescreven te weten van enen panchie(r) en(de) van enen stucke wijns dwelc de meyer van/ arschot van sh she(re)n wegen van arschot als verboirt goet aen hem geslagen hadde Seggen(de)/ dat wair wae(re) dat de voirs(creven) wilen meester peter voet van live ter doot bracht waert/ opden kersnacht lestleden van enen geheten henric vander coevoert en(de) dat daer af/ vanden onsculdigen vrede genomen was en(de) dat dair na de voirs(creven) daneel voet des voirs(creven)/ meester peters soen gewacht en(de) gelaeght hadde bynnen der stad van arschot ja(n)ne/ wilen vand(er) coevoirt en(de) hadden gequetst en(de) gewont en(de) met bogen geschoten en(de) al/ bynnen vreets en(de) dat de voirs(creven) henric vaid vand(er) coevoert en(de) jan vand(er) coevoirt/ gebrued(er) kijnder wae(re)n en(de) dat alle dese poente(n) wair wae(re)n dat boet de voirs(creven) meyer/ al te thoene(n) en(de) metten mynsten daer hij mede liden mochte inden rechte Seyde/ voirt dat des niet genoegh sijnde de voirs(creven) daneel [voet] gewacht hadde den voirs(creven) ja(n)ne/ vander coevoert met gerecht(er) opgesett(er) lagen tusschen arschot en(de) wezemale en(de)/ hadden bynnen den voirs(creven) vrede van live ter doot bracht en(de) dat boet de meyer oec/ te thoenen Hoopte en(de) seyde so wair hij dese pointe(n) gethone(n) conste dat de voirs(creven)/ have verbort sijn soude tot m(ijns) gened(ichs) he(re)n behoef gemerct dat de voirs(creven) daneel/ aen de voirs(creven) pointen verbort hadde sijn lijf en(de) sijn goet Noch seyde de voirs(creven)/ meyer van loven(e) dat de voirs(creven) jan vander lynden tvonnisse vanden voirs(creven) brieve(n)/ yerst genomen hadde na dat alle de voirs(creven) fayten geschiet wae(re)n en(de) na dat de he(re)/ de hande aen de voirs(creven) goede geslagen hadde dwelc hij oec boet te thoenen Soe/ hoopte hij dat hem de voirs(creven) have als verbort tot m(ijns) gened(ichs) he(re)n behoef volgen/ soude en(de) dat de voirs(creven) jan metten voirs(creven) beleyde niet meer bescudden en soude/ dan hij dorste houden tsijnre eedt dat hem de voirs(creven) daneel sculdich wae(r) van montcoste/ oft van huyshue(re)n na dien dat de voirs(creven) sijn goede gelijc voirs(creven) steet verbort hadde/ en(de) dat de voirs(creven) jan yerst tvonnisse genomen hadde na dat de voirs(creven) daneel dier/ quijt was en(de) de brieve en namen niet eer virtuyt voir dat sij gevonnist wae(re)n/ en(de) want dan de voirs(creven) daneel also der goede quijt was en(de) verbort hadde Soe en/ conste de voirs(creven) jan daer op gheen vonnisse genemen dat den he(re) onstade doen soude/(et)c(etera) Seyde oec dat de een horribel fait en(de) point wae(r) vrede breken aengesien/ dat dat dmeeste point wae(r) dair mede dlant in vreden leefde (et)c(etera) Hier op/ verantwerde hem de voirs(creven) jan vand(er) lynden met zinen geleverde(n) voirspreke/ Hopende dat hem de voirs(creven) aensprake gheen onstade doen en soude aen de voirs(creven)/ aen de voirs(creven) goede gemerct dat de voirs(creven) meyer so hij hoopte ne(m)mermeer thoenen/ / en soude des hij hem vermeten hadde en(de) al thoende hijt oec al soe wair hem den/ voirs(creven) brief bekent eer alle de voirs(creven) saken geschiet wae(re)n des hij hem tot den selven/ brieve getroeste die hij dede lesen en(de) begreep dat hij bekent was int jair van xl/ opden yersten dach van april en(de) al wair hij dan geleit na den voirs(creven) saken so quame/ hij daer mede tijt genoech na m(ijns) gened(ichs) he(re)n hoege heerlicheit en(de) na sijnre stad recht/ van loven(e) en(de) en stonde hem nerghens inden wech tgheen des daneel voet na/ dat hij hem de voirs(creven) schout bekent hadde gedaen mocht hebben Oec waer wair/ dat de voirs(creven) jan vander coevoert den voirs(creven) meest(ere)n pet(ere)n en(de) daneele(n) sinen soen/ eer de voirs(creven) saken geschiet wae(re)n gequetst en(de) gewont hadde Dwelc hij boet te/ thoenen en(de) dat daer daer af de soene noch noyt gedaen en was mer stont de/ vrede daer af noch open en(de) ghingen deen op den ande(re)n en(de) al hadde hij dan yet/ daer op gedaen so hadde hijt gedaen op sinen openbae(re)n vyant Hopte en(de) seyde/ voir al bij den reden(en) voirs(creven) dat hem de voirs(creven) aensprake aende voirs(creven) goede/ gheen onstade doen en soude Also dat de scepen(en) van loven(e) gemaent worden/ vanden meyer voirs(creven) die wijsden voir een vonnisse dat alsulken aensprake als/ de meyer van loven(e) gedaen hadde inden name van onsen genedigen he(re) tot den/ voirs(creven) janne vander lynden waert dat die den selven janne noch sinen beleyde/ aen de voirs(creven) goede gheen onstade doen en soude pynnoc rike kersmake(re) velde/ vynckenb(osch) willemair aug(usti) vii