SAL7739, Akte: R°320.3-V°320.1 (529 van 608)
Akte R°320.3-V°320.1
Act
Datum: 1446-05-19
Transcriptie
2018-10-25 door Frans FeyaertsIt(em) uut dien dat de stad van loeven(en) hoe(r) brieve gescreven heeft aen den/
meye(r) van herssele v(er)suecken(de) dat hij woute(re)n janssoen die beleidt es/
totten goeden mertens vand(er) houstraten de selve goede dade volgen/
en(de) bedwonge de ghene die d(aer) aen hande hadden dat zij die afdade(n)/
den voirs(creven) m(er)ten(en) en(de) ene(n)jegeliken dach besceiden(de) op heden voe(r) [meye(r)] en(de)/
scepen(en) Aldair de voirs(creven) wout(er) heeft doen lesen de goede hier/
na bescr(even) te weten een huys met sijnen bivange gelegen te/
herssel opte nethe It(em) ene(n) beemt houden(de) i(½) zille gelegen tuschen/
des voirs(creven) m(er)tens goede ov(er) beiden zijden It(em) (½) boend(er) bosch geheten/
middelstuck gelegen tuschen de goede jans vanden eynde en(de) des voirs(creven)/
mertens It(em) een stuck erfs geheten daelputte gelegen tuschen de/
goede des voirs(creven) m(er)tens en(de) jans vanden houstraten It(em) ii stucken/
erfs gelegen inde goede des voirs(creven) m(er)tens It(em) i stuck beemts/
houden(de) een zille gelegen int elsscoot? tuschen de goede henrix/
de rademake(re) aen beiden zijden It(em) i stuck beemts gelegen ter/
selv(er) plaetsen tuschen de goede pet(er)s vanden lorffele ov(er) beiden zijden/
Bege(re)nde datmen hem hielde in sijnen beleide vand(en) selven/
goeden van welken goeden hem ongebruyck deden en(de) dach/
hadden biden voirs(creven) meye(r) van herssele also de voirs(creven) wout(er)
//
dede opdoen lijsbeth katline machtelt en(de) dympne geheten van/ campenhout gesust(ere)n en(de) gheen vanden selve(n) gesust(ere)n te/ rechte comen en es Soe hevet tvo(n)nisse d(er) scepen(en) van/ loeven(en) gewijst datmen den voirs(creven) woute(re)n janssoen vand(en)/ voirs(creven) goeden houden sal in sijnen beleide also verre alst/ noch voe(r) hen comen es lomb(ar)t wijtvliet pynnoc voshe(m)/ maii xix
//
dede opdoen lijsbeth katline machtelt en(de) dympne geheten van/ campenhout gesust(ere)n en(de) gheen vanden selve(n) gesust(ere)n te/ rechte comen en es Soe hevet tvo(n)nisse d(er) scepen(en) van/ loeven(en) gewijst datmen den voirs(creven) woute(re)n janssoen vand(en)/ voirs(creven) goeden houden sal in sijnen beleide also verre alst/ noch voe(r) hen comen es lomb(ar)t wijtvliet pynnoc voshe(m)/ maii xix
Nagekeken door: Mi-Je Van Gils
Moderator: Mi-Je Van Gils
Laatste update:: 2015-12-08 door Jos Jonckheer