It(em) goert heyme die beclaeght heeft lubrechten box voe(r) x rijd(er)s in deen zijde/ en(de) de selve lubrecht in dande(re) hebben den dach vand(er) selver claghen dien/ op heden was uutgestelt in allen d(er) selv(er) maten dat hij op heden stont/ tot van heden in xiiii nachten te mistide cor(am) vynck voshe(m) maii xiii