It(em) desen brief heeft de voirs(creven) jan hoelma(n) sijn borgen bekent waert dat zij mids dat zij/inde(n) voirs(creven) twee brieve(n) voe(r) en(de) met hem geloeft hebben scade hadden oft leden dat zij die/soude aenden voirs(creven) janne en(de) sijn [goede] mette(n) selve(n) brieve v(er)halen selen moegenen(de) niet voird(er) cor(am) eisd(em) desen brief salmen den voirs(creven) vier p(er)sonen dien den selve(n) bekent es gheve(n)/ als zij dien samentlijc beghe(re)n en(de) oft zij dien samentlijc [zij samentlijc d(aer)om niet en quame(n) en(de)] e(n)nich van hen die/ scade cost co(m)mer oft last mids den voirs(creven) brieven d(aer) zij voe(r) geloeft hebben/ hadde en(de) beg(er)de metten selven brieve te wercken soe salmen hem mette(n)/ selve(n) brieve behelpen [tot] dat hij vandes voirs(creven) es scadeloes en(de) co(m)merloes onthave(n)/ sal w(er)den cor(am) eisd(em)