It(em) desen brief es bekent vanden voirs(creven) janne tot dier meyni(n)gen dat de voirs(creven)/ p(er)sone of deen van hen nae de doot vanden voirs(creven) janne en(de) niet eer op dat/ hij oic voir lijsbetten coremans sijnen wive aflivich wordt hen selen doen/ beleiden totten goeden des voirs(creven) jans om metten selven beleide te nemen/ en(de) te verreycken tot behoef der voirs(creven) lijsbetten aen de erflike goede des/ selfs jans die van sijnen wegen comen sijn en(de) bliven selen nae sijn doot bove(n)/ ende tot alsulken rechte als zij d(aer)inne hebben sal naden lantrechte vijftich/ guld(en) rijders d(er) mu(n)ten voirs(creven) die hij hoe(r) in huweliker vorwerden also hij seide/ toegeseeght hadde te doen volgen na sijn doot mids dat zij van hoe(re)n goede(n)/ mede hadde betaelt div(er)sen sculden die hij bij zinen yersten wive gemaect hadde/ Ende sal oic de voirs(creven) lijsbeth hoe(r) metten selven beleide sal moegen doen/ behelpen dat hoe(r) volge en(de) erflic bliven moege na doot des voirs(creven) jans op dat/ zij hem [ov(er)leeft] deen helicht vand(er) ov(er)leeft h(er)bergen met hoire(n) toebehoirten gelegen/ te zeven to(m)men houden(de) omtrent vi dachmalen in twee stucken ald(aer) dairaf zij/ dand(er) helicht houden sal tot hoe(re)r tocht maer niet voird(er) dan om de helicht erflic/ te houden en(de) om de voirs(creven) vijftich rijd(er)s vanden ande(re)n erfliken goeden des voirs(creven)/ jans te nemen en(de) te maken so en salmen metten voirs(creven) bekenne of beleide/ moegen wercken mair of de voirs(creven) lijsbeth aflivich wordde voirden voirs(creven) janne/ of oic hem ov(er)leefde en(de) hadde van he(m) wettige gebuerte zo soude men de voirs(creven)/ gelufte en(de) ke(n)nisse te nieute doen en(de) nyeman(de) d(aer)mede laten behelpen all t(er)/ goed(er) meyni(n)gen en(de) sond(er) argelist eisd(em)