Van wille(m)me va(n) breedzijp en(de) joffr(ouwe) katline(n) va(n) gahme(n)?[gheele]/ Item also als vand(er) stad wegen van loeven(e) ten v(er)volghe ja(n)nes/ vanden hove ende pet(er)s van vyleer geheten ysabeele(n) die naede(n)/ rechte der stad van loeven(e) comen ende geleyt zijn totten goede(n)/ have ende erve wout(er)s van bealanden(en) gescrevene(n) is geweest aende(n)/ meye(r) en(de) scep(e)n(en) d(er) h(ere)n van corby te ned(er)ijssche die de voirs(creven) goede/ onder den voirs(creven) hof gelegen ten versuecke willems van breedzijp/ en(de) and(ere)n p(ar)tien beslagen hadde en(de) dairop recht gevord(er)t en(de) met/ zijne(n) hofrechte voirtgeva(r)en dat hij de selve goede costeloes hadde/ willen ontslaen ende afgelaten dair op e(n)nich recht meer te vord(ere)n/ En(de) hadde hem yeman(de) dair toe e(n)nich recht willen v(er)meten dat/ hij op ene(n) voirleden(en) genoemden dage tot op heden te mistide/ verstreken alhier comen wa(r)e int recht ald(air) de voirs(creven) willem van/breedzijp als gemechticht van d(er) abdissen van vrouwenp(er)cke als /oev(er)ste en(de) voers(creven) jouffr(ouwe) katlijne van gheele religieuse inden/ godshuyse [van vrouwen p(er)cke] tegen den voirs(creven) twee geleiden te rechte comen es/ opdoende hoet dat voirtijden jouffr(ouwe) kantlijne van namen met/ wille bywesen(de) en(de) consente jans wilen van gheele hoirer wettichs/ mans vad(er) en(de) moed(er) d(er) voirs(creven) jouff(rouwe) katlijne(n) religieus(er) [der selver] hoirer docht(er)/ gemaect hadde en(de) met testame(n)te gelaten zeke(re) lijfpensien rinte(n)/ en(de) makingen op de voirs(creven) goede te ned(er)ijssche gelegen en(de) meer
//
ande(r) gelijc tselve instrument dat de voirs(creven) joff(rouwe) katbl(inen) in [handen] hadde en(de) int/ recht na behoirlik(er) gewoenten v(er)maende inhouden en(de) begrijpe(n)/ mochte d(air)af de voirs(creven) willem van breedzijp inden name vande(n) [joffrouwe katlijne]/voirs(creven) godshuyse in gebreke wa(r)e wael van vijf ja(r)en hopende/ dat hoir haer hande d(air)af v(er)vult souden w(er)den oft dat sij hoir/ mette(n) voirs(creven) testame(n)te soude moege(n) behulpen t(er) plaetsen dair/ dat behoirde So dat na aensprake ende verandw(er)den de scepen(en)/ van loeven(e) t(er) manissen smeyers gewijst hebben voir een vo(n)nisse/ datme(n) der voirs(creven) janne en(de) pet(ere)n vande(n) voirs(creven) goeden houden sal/ in hoe(re)n beleide en(de) want de voirs(creven) joffr(ouwe) katl(ijne) van testame(n)ten/ ruerde die laten zij gaen dair zij sculdigh wa(r)en te gaene/ cor(am) do(mino) pynnock abs(oloens) witte willem(air) hortbeke junii iiii[ta]