Van janne beringhen/ Nae dien dat jan van beeri(n)gen zoon meest(er) gherams wilen van beri(n)gen/ die beleidt is tot allen den haefliken goeden henrix vand(er) wijct van/ rumpst op heden heeft doen lesen inden rechte alhier zijn voirs(creven) beleit/ bege(re)nde d(aer)inne gehouden te werden van alrehanden haefliken goeden/ gelegen te s(in)te katlijnen wave(r) bynnen d(er) schue(re)n en(de) hove des voirs(creven) he(n)rix/ ald(aer) die henric voirs(creven) hem pijnde te doen aenverden So hevet tvo(n)nis/ d(er) scepen(en) van loeven(e) gewijst mids dat de voirs(creven) henric noch nyeman/ and(er)s op heden te rechte en quam hoewael hij d(aer)af op heden dagh hadde/ datmen den voirs(creven) janne vanden voirs(creven) goeden houden sal in zijnen/ beleide also verre alst noch voir scepen(en) comen is cor(am) d(omino) py(n)noc abs(oloens)/ py(n)noc witte hortbeke oct(obris) x