It(em) van des(er) geluften es bevorw(er)t [en heeft geloeft de voirs(creven) arnt] so wa(n)neer de voirs(creven) arnt [hij] den eene(n)/ vande(n) voirs(creven) t(er)mijn den ande(re)n laet v(er)reycken sond(er) betalen van t(er)mijne te/ t(er)mijne also hij dat geloeft heeft dat dan en(de) indien gevalle de schout/ die noch te vallen sijn sal geheelijc v(er)scheven en(de) gevallen sal wesen/ en(de) dat op eene(n) banduyn van i lichte(n) gulden(en) tot behoef (et)c(etera) eisd(em)/