Margriete van bruessel/ Robbrecht van thienen/ It(em) also als de stad van loeven(en) ten vervolghe wout(er)s vanden/ alboeme geheeten moutvriend hoirs poirt(er)s met hoe(re)n brieven/ gescreven heeft aen den bailliu van gaesbeke oft zijne(n) stedehoud(er)/ te le(n)neke den voirs(creven) onsen poirte(r) te restituerne zeke(r) sijn have/ die de voirs(creven) stedehoude(r) ten versuecke van p(ar)tien hem afgepandt/ hadde voe(r) recht dat zij d(aer)toe meynden te hebben Besceidende/ den selven p(ar)tien op heden voe(r) dach voe(r) meye(r) en(de) scepen(en)/ van loeven(en) int recht (et)c(etera) ende de voirs(creven) p(ar)tien te weten/ m(ar)griete van bruessel en(de) met hoe(r) robbrecht van thienen te/ rechte hen p(rese)nterende en(de) den voirs(creven) onsen poirte(r) voirteysschen(de)/ die ald(aer) niet comen noch verschenen en es So hebben de/ scepen(en) van loeven(en) t(er) manissen smeyers gewijst voe(r) een vo(n)nisse/ dat de voirs(creven) p(ar)tien hoe(r) recht over den vor volgen moegen/ t(er) plaetsen d(aer) zij dat begonnen hadden cor(am) scab(inis) in sca(m)p(n)[o]/ sdijsd(aighs) julii xxi