Item magriete van beersele in teg(enwordicheit) heeft gekendt en(de) gelijdt/ gehaven ende ontfangen hebbende van vrancken van dieve(n)/ briede(re) de so(m)me van vie(re)nveertich gulden pet(er)s en(de) vijfthien/ stuv(er)s beide der mu(n)ten shertogen van bourg(oignen) en(de) van brab(an)t/ metten welken zij hoe(r) bekynde ende hielt voe(r) wail betaelt/ van alsulk(er) schout als robbeert wilen henrix hue(r) van/ huerd(er) hue(re)n van dat zij bij hem gewoent en(de) als zijn marte/ ende dienstbode gedient hadde sculdich bleef doen hij/ aflivich wordt ende oic van twee rijd(er)s eens hoe(r) bijde(n)/ selven wilen robbeerte in testamente gemaect ende/ van drie rijd(er)s eens die hue(r) in verguetsingen van hoire(n)/ loone boven hoe(re)r hue(re)n de selve wilen robbeert buyten/ zijnen testamente beg(er)de gegeven te worden Ende heeft/ d(aer)om de voirs(creven) magriete den voirs(creven) vrancken en(de) allen ande(re)n/ des quita(n)cie behoeven(de) vander voirs(creven) huerren en(de) vijf/ gulden rijd(er)s ende voirts van allen ande(re)n schulden ende/ stucken d(aer)inne de voirs(creven) wilen robbeert te hoirw(er)ts ghe/ houden mocht zijn van wat zaken die rue(re)nde q(ua)men/ volcomelijc quijtgeschouden Gelovende den voirs(creven) vrancken/ noch nyeman(ne) and(er)s uut ocsuyne vandes voirger(uert) es/ nu(m)m(er)meer aen te spreken (et)c(etera) abs(oloens) tymple maii xxi/