It(em) jan vand(er) borch de jonge inden name wout(er)s van belanden(en) heeft/ gesett ond(er) scepen(en) ix grijpen xl pl(a)c(ken) voe(r) de grijpe tot behoef/ joffr(ouwe) [vacat] van gheele swegeri(n)ne des voirs(creven) wout(er)s no(n)ne/ te vrouwen p(er)cke voe(r) alsulke lijftochte als de selve wout(er)/ hoe(r) sculdich es van alsulk(er) lijftocht als zij op zijn goede heeft/ Om hoe(r) tselve gelt te geven als zij q(ui)tancie gheeft voe(r) scepen(en)/ van loeven van allen voirleden(en) t(er)mijnen vand(er) selv(er) lijftocht/ gevallen witte meersb(er)ge fe(bruarii) xi