It(em) es vorwerde en(de) hebben geloeft de voirs(creven) moed(er) en(de) dochte(re)n p(ri)[(us)]/ ema(ncipa)[te] en(de) meest(er) arnd zack ongesund(er)t de voirs(creven) afquitinghe
//
bynnen den voirs(creven) tide te doen en(de) des voirs(creven) jans goede dae(re)n/ bynnen vand(en) voirs(creven) h(er) willems renten schadeloes te houden/ en(de) waer de voirs(creven) archidiaken bynnen den voirs(creven) tide den voirs(creven)/ ond(er)halven rijd(er) erflic afquete dat zij dan [t(er)stont] de voirs(creven) lossi(n)ghe/ doen selen maer oft hij des niet en dede so sal de voirs(creven) jan/ ten eynde vanden selven drie jae(re)n hem moegen behulpen/ mett(er) voirs(creven) obligacien en(de) desgelijx met des(en) [geluften] dat de selve/ lossinge geschiede en(de) oic dat zijn voirs(creven) goede bi(n)nen middele(n)/ tide vand(en) voirs(creven) h(er) willems renten scadeloes gehouden worde(n)/ p(ri)mi t(re)s eisd(em)/