Van janne van bolenbeke geleidt (et)c(etera)/ en(de) henricke vander heyden/ Item Nadat in recht comen zijn voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van loeven(en) jan van/ bolenbeke als geleidt totden goeden willems van bolenbeke zijns vaders in/ deen zijde en(de) henrick vander heiden van merchte(re)n in dande(r) Aldaer/ de voirs(creven) geleidde yesch des voirs(creven) willems zijns vad(er)s kijnsgedeelte in huys/ en(de) hof met zijnre toebeh(oirten) gelegen te m(er)chte(re)n in doudestrate by tvleeschuys/ tuschen de goede wout(er)s boschmans en(de) willems de bloek d(aer) aen de selve jan/ de geleidde alsoe de voirs(creven) henr(ick) meynde en(de) dede seggen v(er)doolt wae(r)/ want de voirs(creven) goede wilen besat als hoe(r) erve marie van bolenbeke/ met ja(n)ne van acht(er) de kercke hoe(re)n wettigen ma(n)ne die dat d(aer)na tsamen/ vercocht hadden en(de) d(aer) inne gegoet int jair xlviii lestleden eenen henr(icken)/ de cupe(re) die de selve goede navolgen(de) zijnre guedi(n)gen als zijn erve besat/ tot int jair liiii en(de) doen v(er)cochte hij en(de) goedde de selve goede voe(r) hof ende/ he(re) den voirs(creven) henr(icken) vand(er) heyden die de selve goede oic peislic tot nu toe/ beseten hadde Seide oic de selve henr(ick) dat de voirs(creven) goede d(er) voirs(creven) wilen/ marien aencomen wae(re)n van wilen lijsbetten hoe(re)r zust(er) en(de) dat [zij] dier/ wel mechtich was mids scepen(en) brieven van bruessel biedende de selve/ poenten te thoenen hopen(de) zo verre hij die gethoenen conste dat hem de/ voirs(creven) goede volgen zouden Op dwelc de voirs(creven) geleidde dede seggen dat/ hem de voirs(creven) aensprake gheen ontstaen doen en soude aen des voirs(creven)/ willems zijns vad(er)s kynsgedeelte inde voirs(creven) goede want wilen oben/ van bolenbeke en(de) katlijne zijn wijf vad(er) en(de) moed(er) des selfs willems/ de selve goede besaten als hoe(r) p(ro)per goede en(de) d(aer)uut storven als uut/ hoe(re)n p(ro)pe(re)n goeden die acht(er)lieten vijf wettige kynde(re) te weten den/ voirs(creven) wille(m)me en(de) vier dochte(re)n van welken vier dochte(re)n de drie/ aflivich worden wae(re)n zond(er) wettige geboerte d(aer)af een was de voirs(creven) wile(n)/ marie die de voirs(creven) goede gederft hadde biedende de voirs(creven) geleidde de/ voirs(creven) punten te thoenen Seide oic dat de voirs(creven) henr(ick) alsoe de voirs(creven)/

geleidde dede seggen nu(m)m(er)meer en soude co(n)nen gethoenen dat/ de voirs(creven) willem d(er) selv(er) goede yet met rechte afgegaen wae(re) hoewail/ hij die d(er) voirs(creven) d(er) vo marien zijnre sust(er) geheel hadde laten besitten/ hopen(de) by dien dat hem nietwed(er)staende der voirs(creven) guedingen tvoirs(creven)/ kynsgedeelte volgen zoude met meer woirden en(de) reden(en) die de/ voirs(creven) p(ar)tien h(ier)toe deden seggen en(de) allege(re)n Na den welken zij beide/ gewijst worden tot hoe(re)n bethoene Ten dage van thoeniss(e) thoende/ de voirs(creven) hen(rick) metten hofbrieven zijn guedinge die hij hadde va(n)/ henr(icken) de cupe(re) en(de) de guedi(n)ge die henr(ick) de cupe(re) hadde vand(er) voirs(creven)/ marien en(de) hoe(re)n ma(n)ne en(de) dbesitt van henr(icken) de cupe(re) en(de) va(n) hem/ elc na volgen(de) zijnre guedi(n)gen alsoe hij he(m) voe(r) v(er)meten hadde Maer/ en thoende niet dat de voirs(creven) marie en(de) hoe(r) man die ye beseten/ hadden als hoe(r) erve noch oic gheene mechtich(eit) van scepen(en) brieve(n)/ van bruessel also hij hem v(er)meten hadde den voirs(creven) geleidden thoenen(de)/ dafcompst en(de) dbesitten vanden selven goeden en(de) and(er)s alsoe hij by/ geleeght hadde (et)c(etera) So hevet tvo(n)niss(e) d(er) scepen(en) van loeven gewijst/ na aensprake v(er)antwerden en(de) thoeniss(e) van beiden p(ar)tien dat/ den voirs(creven) geleidden willems zijns vad(er)s kynsgedeelte inde/ voirs(creven) goede volgen sal zo verre alst noch voe(r) hen scepen(en)/ comen es cor(am) o(mn)ib[(us)] scab(inis) ap(ri)l(is) pe(nultim)[a]/