It(em) Jan de clerck plattij(n)make(r) heeft geloeft den voirs(creven) ja(n)ne beghyns en(de)/ zijn voirs(creven) huys en(de) hof met zijnre toebehoirten gelegen ut sup(ra) alt(oes)/ schadeloes te houden en(de) tontheffen van alsulken eenen ryd(er) lijfpens(ien)/ als h(er) willem edelhe(re) priest(er) heeft aen en(de) op de voirs(creven) goede/ en(de) den selven ryd(er) te lossen en(de) af te quiten tuschen dit ende/ kersmisse naestcomen(de) En(de) hebben voirt geconsenteert de voirs(creven)/ arnd van he(re)nt en(de) jan de clerc inden name d(er) voirs(creven) m(ar)grieten/ zijnre moed(er) den voirs(creven) ja(n)ne beghyns dat hij ond(er)houde/ den voirs(creven) i(½) pet(er) erflic tott(er) tijt toe dat den voirs(creven) ryd(er) afgeq(ue)ten/ wesen sal eisd(em)/