Coesmans becke(re)/ It(em) vander aenspraken die wout(er) de becke(re) cled(er)snijde(re) gedaen heeft tot woute(re)n/ coesmans van eenen mudde en(de) xix x molevaten rogs eens die de vors(creven)/ wout(er) de becke(re) voirtiden geliv(er)t? hadde den voirs(creven) woute(re)n coesmans van/ zeke(re)n acht(er)stelligen pachte die hij sculdich was m(ar)grieten van breedzijp/ des voirs(creven) coesmans sweg(er) van zeke(re)n lijfpensien die hij hoire jairlix/ sculdich was Welck mudde en(de) x moelevate rogs hij namaels nader/ voirs(creven) m(ar)grieten doot noch eens hadde moeten betalen laureise van/ breedzijp hoiren zoene op wiens lijf de voirs(creven) lijftocht stont eysschende/ d(aer)om vanden selven coerne restitucie te hebben vanden voirs(creven) woute(re)n/ coesmans Daer inne de selve wout(er) woende meynde niet gehoude(n)/ te zijne want hij tselve coren gecocht hadde tegen der voirs(creven) zijnre/ sweg(er) en(de) hae(r) wail d(aer)af bynnen hoe(re)n leven(e) betaelt en(de) en hadde/ den voirs(creven) woute(re)n de becke(re) gheen geluften van ontheffen d(aer)af/ gedaen biedende hier af zijnen eed So hebben de scepen(en) van loe(ve)n/ gewijst zo verre wout(er) coesmans zijnen eed dade alsoe hij gep(rese)nteert/ hadde dat hij dan d(er) aenspreken ongehouden zijn soude cor(am) scab(inis) in/ sca(m)pno sabbato oct(obris) xxiii/