Op dese schout heeft bastijn betaelt also hij seyde voe(r) den burg(er)meest(er) iii r(ijnsche) guld(en) en(de) den vierde(n) heeft hij/ hier gesett om hem te gheve(n) alsmen den brief te nieute doen en(de) of wille(m) meer wilde hebbe(n)/ so heeft de burg(er)meest(er) bevolen datme(n) daer toe niet en doen bastijn en zij d(aer)tegen gehoert Act(um) p(er) coker(oul)[burg(imagistrum) julii iii a(nn)[o] lviii]