It(em) henrick vanden schriecke voe(r) hem en(de) alse momboer katlinen/ vanden zijpe weduwe ja(n)nes wilen claes heeft quijtgescoude(n)/ inden name en(de) tot behoef lijsbetten claes zust(er) svoirs(creven) wilen/ jannes weduwe arnds wilen van beerhem en(de) der zelver/ lijsbetten erfgename(n) en(de) nacomelingen alle alsulken recht/ en(de) actie als de voirs(creven) henrick of zijn werdy(n)ne voirs(creven) hebbe(n)/ mochten in en(de) tot alsulken beleidbrieve als de voirs(creven) wile(n)/ jannes claes hadde mids vo(n)niss(en) van scepen(en) brieve(n) va(n) loeve(n)/ op te goede svoirs(creven) wilen arnds van beerheem oft oic inden/ schultbrieve dair uut tvoirs(creven) beleid gedaen wairt Quijtscelden(de)/ voerts de voirs(creven) henrick als vo(r)e [alle trecht en(de) actie] dat hij oft zijn wijf/ hebbe(n) mochten mids den voirs(creven) beleide oft schultbrieve aen/ en(de) toten goeden dair op die spreken moegen geloven(de) de/ zelve goede met dien beleide oft schultbrieve nu(m)mermeer/ teysschen noch aen te spreken in e(n)nig(er) manie(re)n behoudelic/

hen hue(re)n rechte cor(am) smacht colen no(vembris) xii