It(em) na dat henrick metten gelde heeft op heden willen aenspreken/ janne coremans van xx(½) mudden rogs ii mudden tarwen en(de) tween/mudden hollan(sche) gulden(en) die hij jan den voirs(creven) henricken gelooft soude/ hebben voe(r) scepen(en) van leefdale alse voe(r) den pacht vanden goeden/ svoirs(creven) henricks dair hij jan alse wyn op geseten heeft ende/ de voirs(creven) coremans meynde dat henrick d(air)af niet aenspreken en/ soude want die sake mede begrepen was inder submissien die/ zij in beiden zijden aengenomen hadden te doen van diversen/ poenten der wy(n)ninghen der voirs(creven) goede aengaende D(air)af henr(ick)/ hielt ter contrarien dat hij voertvaren soude moegen bij zek(ere)n/ geluften die hij jan onlanghs van dairaf alhier rechts te plege(n)/ gedaen hadde en(de) want oic de submissie vanden voirs(creven) coirne/ niet en begreep So hebben de scepen(en) van loeven gewijst met/ vo(n)nisse dat de voirs(creven) henrick met zijnen eysche sal moeghen/ voertvaren niet wed(er)staende der calangien Cor(am) om(n)ib(us) scab(inis)/ in scampno m(ar)cii xiii