SAL7762, Akte: R°25.2-R°26.1 (46 van 661)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°25.2-R°26.1  
Act
Datum: 1474-07-07

Transcriptie

2021-02-23 door Walter De Smet
Cond zij allen lieden dat jan lezens soen jacops [wilen] lezens in p(rese)ncia (et)c(etera) heeft/
uutgegeven en(de) bekindt dat hij uutgegeven heeft voer hem zijnen erf/
genamen en(de) nacomelinghen pet(ere)n van voshem soen peters wilen van/
voshem zinen erfgenamen en(de) nacomelinghen twee huysen neven een gelege(n)/
met eenen stucke hoefs achterw(er)t streckende tot der schue(re)n tsgoidshuys/
van s(in)te pet(er)s te loeven gertruyden te loeven en(de) den uut(er)sten hoecke vande(n)/
achtersten huyse des voirs(creven) jans en(de) met eenre scaelgien streckende ten/
kerchove want van s(in)te pet(er)s te loeven tot vanden hoeckstijle vander/
gelasender came(re)n des voirs(creven) jans lezens omtrent elff voet verre/
gelijc de selve goede gelegen zijn inde borchstrate ter zijden ter borgh/
wairt tusschen dande(r) huyse en(de) goede des voirs(creven) jans lezens in deen twee/
zijde(n) en(de) de goede andries moens de schue(re) voirs(creven) op de derde ende/
de goede andries moens aende vierde zijde gelijc den voirs(creven) hoff/
en(de) scaelgie alsnu vanden ande(re)n hove en(de) scaelgien des voirs(creven) jans met/
zek(ere)n teeken(en) verscheiden zijn op de erfvorwerden ende condicien hier/
onder bescreven Inden iersten dat de voirs(creven) peter zijnen osiendrup ende/
waterloep tot eeuwighen daghen hebben en(de) behouden sal van zinen vors(creven)/
huysen over derve des voirs(creven) jans doir een goete aldair gelegen gelijc/
de selve goede die tot h(ier)toe aldair gehadt hebben uutgenomen van/
vuylen wate(r) Ende desgelijcx sal alle water comende vanden daken/
vanden huysen des voirs(creven) jans aldaer gelegen zijnen loop en(de) lijt hebbe(n)/
op de voerg(enoemde) goede des voirs(creven) peters gelijc de selve goede dit aldair/
op den dach van heden hebbende zijn It(em) dat de voirs(creven) peter op de/
voirs(creven) zijn goede niet en zal moegen ty(m)me(re)n noch engheenrehande/
beheymsel maken dair mede dat hij dliecht vanden goeden svors(creven)/
jans lezens ald(air) gelegen soude moegen bnemen benemen oft verdonck(ere)n/
in e(n)nigher manie(re)n It(em) dat de voirs(creven) peter op zijnen cost den vrede/
van op den hoeck vander voirs(creven) schue(re)n svoirs(creven) cloesters tot op den hoeck/
vanden huyse des voirs(creven) jans aldair gelegen houden sall ende de/
voirs(creven) jan lezens sal op zijnen cost doen maken ende houden den/
vrede tusschen zijn scaelgie en(de) de voirs(creven) scaelgie svoirs(creven) peters/
op zijn erve te weten vanden hoeckstyle vander voirs(creven) zijnre gela/
zender came(re)n tot den cruce staende inden muer des voirs(creven) pet(er)s/
en(de) alsulken vrede als de voirs(creven) jan maken sal zulken geliken vrede/
zal de voirs(creven) peter oic gehouden zijn te maken achter inden vors(creven) hof
//
Met vorwerden oic dat de voirs(creven) peter de voirs(creven) zijn goede niet en sall/
moegen arge(re)n ende dat hij bynnen drie jae(re)n naistcomen(de) inde vors(creven)/
twee huyse sal doen maken een voute thien voete breed ende/
tweelf voete langh en(de) bynnen den selven drie jairen in elck vande(n)/
selven twee huysen den oversten zulde(r) onder de dake sal doen maken/
en(de) leggen dairaf de voirs(creven) peter de bruggen sal moegen leggen op/
den balck ter zijdenwairt svoirs(creven) [ts(in)te] peters In dander huys dat de voirs(creven)/
jan lezens dair staende heeft mair des sal de selve peter moeten den/
zolde(r) geleeght zijnde toeplecken des hij alsdan gebroken sal hebben/
om den selven zolde(r) te maken Ende dat voirt de selve peter inde/
twee vynste(re)n vanden eenen huyse als vanden twee huysen voirs(creven) te wete(n)/
int huys comende achter aende coekene des voirs(creven) jans lezens zall/
doen maken ende zetten zess yseren gherden die aldair tot eeuwige/
daghen also zullen bliven staende Erflic te houden en(de) te besitten/
op den co(m)mer hier na bescr(even) uut den goeden des voirs(creven) pet(er)s en(de) uut den/
goeden des voirs(creven) jans lezens dair bij gelegen gaende die de/
selve peter alleene van nu voertaen uut den selven zijnen goeden/
draghen gelden en(de) betalen sal Inden iersten aenden cloeste(r) vand(er)/
came(re)n bij bruessel veerthien oude grote outs chijs It(em) aende capelle/
van onser liever vrouwen inde hoolstrate drie oude grote ouds tsijs/
en(de) een l(i)b(ra) payments It(em) aenden cloeste(r) vanden wittevrouwen te/
loeven drie l(i)b(ra) payments It(em) aen vrancken willemair ii rijnsch(en)/
gulden(en) ende vier cronen erflic It(em) aender weduwen jans wilen/
switten en(de) heuren kynde(re)n eenen rijnsch(en) gulden(en) en(de) drie cronen erflic/
en(de) aenden voirs(creven) cloeste(r) van s(in)te gertruyden eenenen rijnsch(en) gulden(en)/
erflic te weten voer elken der voirs(creven) rijnsch(en) gulden(en) xx stuv(er)s en(de)/
voer elke der voirs(creven) cronen xxv stuv(er)s gerekent ten gewoenliken/
tijden te betalen staende alle de selve rijnsch(en) gulden(en) en(de) cronen ter/
quitinghen elken van dien met xviii geliken pe(n)ninghen en(de) met/
vollen rinten Ende voertaen op acht [en(de) eenen halven] zilve(re)n pe(n)ninghe geheten/
stuv(er)s der mu(n)ten onss gened(ichs) h(ere)n tsh(er)toghen van bourg(oign)[en] en(de) van/
brabant goed en(de) ghinghe en(de) thien s(tuvers) payments alle jaire/
ts(in)t jansmisse baptisten te betalen den voirs(creven) janne lezens zinen/
erven en(de) nacomelinghen erflic in nacoemen(de) tijden Et sub h(iis) sat(isfacere)/
(et) war(andizare) p(re)d(i)c(t)us johannes lezens met zulker vorwerden en(de) condicien/
dat de voirs(creven) peter de voirs(creven) viii(½) stuv(ers) en(de) x s(tuvers) pay(ments) sal moege(n)/
quiten en(de) afleggen zo wanneer hem dat gelieven sal elken pe(n)ning/
dairaf met xviii geliken pe(n)ninghen en(de) met vollen rinten Ende/
heeft gelooft de voirs(creven) peter den voirs(creven) peter janne lezens ende/
alle zijn goede verobligeert staende voer alle de tsijze ende
//
laste voirs(creven) van allen den selven tsijzen ende lasten tot eeuwigen/
daghen scadeloes te houden en(de) tontheffen Et p(ro)inde obligavit idem/
petrus p(re)fato johanni lezens p(re)d(i)c(t)as suas duas domos cu(m) curt(ibus)/
et scaelgia sit(as) ut supra [Et sat(isfacere) de subpigno(r)e] roelants heykens julii vii
Nagekeken doorJan Boncquet
ModeratorMi-Je Van Gils
Laatste update:: 2016-05-03 door Jos Jonckheer