It(em) es vurw(er)de oft de voirs(creven) claes de voirs(creven) vijf rinssche gul(den) ten/ voirs(creven) tsinte jacops daghe niet en betaelde dat hij dan de vruchte(n)/ staen(de) opt lant dwelck hij van lod(ewijcken) en(de) calab(er) in pechtinge(n) houden(de)/ es afdoen sal ende hegghen in behoudender handt in sijnd(er) schue(re)n en(de)/ hem des niet onderwynden sond(er) consent des voss(creven) vors(creven) lod(ewijcken) uuter/ helicht en(de) calab(er) [oft] het en zij dat hij hen vanden vors(creven) v rins gul(den)/ betaelt sal hebben bliven(de) de selve vruchte(n) in wesen(e) tot behoef vand(en)/ betalinge(n) vand(en) viii rinssche gul(den) die resten(de) blive(n) cor(am) eisd(em)