It(em) also als jan van bruessele geheten de ruyte(re) alse geleidt onder den/ ande(re)n voer gebreck van twee cronen lijftochten tot den goede jans vand(er)/ hulst brieders den selven janne met eenen vorste(r) bij consente vand(er)/ stad hadde doen bevelen zijn hande te doen lichten vanden vors(creven) goeden en(de) bisund(er)/[vander ca(m)men gehete(n) de vier heymskynde(re)] Oft dat hij op heden alhier quame voe(r) meye(r) ende scepen(en) int recht/ des hij hem gedroegh tot den vorste(r) Ende de selve jan tot zijnen/ daghe van rechte niet comen en es noch nyemant van zijnen weghen/ So hebben de scepen(en) van loeven ierst gehoirt vanden vorste(r) c(er)tificacie/ van zijnen exploite en(de) dat hij de conde gedaen [hadde] ten huyse svors(creven) ja(n)s/ aen zijnder huysvrouwen ter manissen smeyers gewijst voer een/ vo(n)nisse so verre des voirs(creven) geleidden wederp(ar)tie niet en quame ten/ opstaene smeyers en(de) van hen scepen(en) datmen hem dan vanden/ vors(creven) goeden houden sall in zijnen voirs(creven) beleide tot zijnen wettige(n)/ gebreke behoef also verre alst noch voer hen scepen(en) comen es/ Cor(am) abs(oloens) borch berghe roelants vync caverson tybe febr(uarii) xvii