It(em) jaspar claes vorster te loeven in p(rese)ncia (et)c(etera) heeft gehuert en(de) bekindt/ gehuert te hebben tegen jacoppen vander eycken een huys staende/ opt appelmerct te loeven geheten thuys opten croegh met den/ huyse en(de) stallagien gaende acht(er)wert tot inde parijsstrate in alle/ der manie(re)n gelijc de vors(creven) jacop die ald(air) liggende heeft Te/ houden ende te hebben van s(in)t jansmisse lestleden eenen termijn van/ sess jairen lang due(re)nde deen na dander sonder middel volgende/ Elcx jairs dae(re)nbynnen voer ende om derthien ryders te xxv/ stuv(er)s tstuck iii pl(a)c(ken) den stuv(er) half te kersmisse en(de) [half] s(in)t jansmisse/ te betalen den voirs(creven) jacoppen jairlicx den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde et/ quo(li)[b(et)] ass(ecutu)[m] Ende es vorwerde dat de vors(creven) jaspar vander voirs(creven)/ hueringen sal moegen scheiden ten yersten drie jairen vanden/ vors(creven) termijne op dat hem gelieft It(em) sal de vors(creven) jacop den/ vors(creven) stall na dierste vier jaer en(de) niet eer moegen opvue(re)n tsijne(n)/ ooste also hem dat goet duncken sall ende daira des sal hij den/ vors(creven) jasp(are)n also vele cortten aen zijn hue(r) als goeden ma(n)nen hen/ des verstaende redelic duncken sall It(em) sall de vors(creven) jaspar den/ tsijs uuten vors(creven) goeden gaende jairlicx in afslaghe vander vors(creven)/ hue(re)n betalen alsoe dat de vors(creven) jacop noch zijn goede dair bij/ niet beschedicht en werden Ende alle dese vorwerden (et)c(etera) Cor(am)/ vync caverson januarii xxiii