Alsoe als [ten] vervolghe jacops amelrijcx geleidt sijnde ov(er)mits/ vo(n)niss(en) van scepen(en) brieve(n) van loven(e) tot allen den goeden/ have en(de) erve petronillen truwants docht(er) pet(er)s wilen truwant/ gescreve(n) es geweest den meye(r) van nederlinthe(r) oft sijnen/ stadhoude(r) hem de selve goede te leve(re)n en(de) te doen volgen/ ende oft de selve petronille goessen melaen oft yemant/ and(er)s tegen de voirs(creven) scepen(en) brieve yet seggen wilden oft/ hen rechts totten voirs(creven) goeden vermeten dat sij des quame(n)/ alhier voer meye(r) en(de) scepen(en) int recht tot eenen/ zeke(re)n daghe van rechte mits verstrijckene van genechte(n)/ op heden dienen(de) Ald(aer) de voirs(creven) petronille goesse(n) melaen/ noch niemant van hue(re)n weghen comen en sijn [de procur(eur)] des/ voirs(creven) geleydden compare(re)nde en(de) trecht voirt v(er)sueken(de)/ Soe hebben de scepen(en) van loven(e) yerst aengehoirt/ tyboute steeweeghs bode der stad van loven(e) die cleerde/ bij sijne(n) eede dexecucie navolgen(de) den voirs(creven) scriven(en)/ gedaen te wesen en(de) dat p(ar)tijen dach bescheyden was/ ter manessen smeyers gewijst voer een vo(n)nisse Soe/ v(er)re des voirs(creven) geleidden wed(er)p(ar)tie niet en quame ten/ opstane smeyers en(de) van hen scepen(en) datmen hem/ dan vanden voirs(creven) goeden houden sal in sijnen voirs(creven) beleide/ tot sijnen wettigen gebreke behoef alsoe v(er)re alst noch/ voer hen scepen(en) comen es cor(am) eisd(em)