SAL7770, Akte: R°113.1-R°114.1 (229 van 897)
Akte R°113.1-R°114.1
Act
Transcriptie
2021-11-16 door Transkribus SoftwareOrdinantie en(de) voirwerde d(air) op men v(er).../
geheeten den sloetel mett(er) ketel ende? .../
alsoe die gelegen es inde hoelstrate .../
goetsone en(de) d(er) scholen geheeten den .../
Ind(en) yerste(n) es te weten(e) datmen die voirs(creven) ca(m)me v(er)coopen sal .../
en(de) biden(de)? met rijd(er)s te xxviii stuv(er)s tstuck en(de) drie pl(a)c(ken) voir .../
stuv(er) En(de) dat op hoogen(e) d(air) af den slach sal doen ii gelijcke .../
den ghenen die den slach hebben sal op dat hem onthoegt .../
mair oft zij den ghenen blijft die den slach hebben sal soe s.../
slach v(er)smelten/
It(em) sal den slach noch doen ii gelten rijnswijns va(n) iiii s.../
de gelte den v(er)coope(r) alleene/
Item en(de) elc hoogen inde voirs(creven) coopma(n)scap geworpe(n) sal .../
een(en) gelijcken rijd(er) half den coope(r) en(de) half den vercoope(r) En(de) .../
rijnswijns ind(er) weerd(en) voirs(creven) den v(er)coope(r) alleene/
Item soe wie den slach hebben sal die sal voe(r) yema(n)de anders/
moegen hoogen alsoe dicwijlen als hem dat believen sal sond(er)/
yema(n)de and(er)s d(air)entusschen te moegen(e) hoegen(e) tot dat hij d(air) af/
gesteed(en) sal sijn die den slach heeft En(de) dan sal eenyegelijck/
moegen hoogen alsoe dicwijlen als hem dat believen sal totten/
uuytgange vand(er) bernend(er) keersen diemen d(air) op bernen sal van/
des(en) dage ov(er) achte dagen te des(en) plaetssen en(de) te des(en) uren/
Item die rentmeest(er)s vand(er) stad va(n) loeven(e) als geleydt totten voirs(creven)/
goede selen hue(re)n coopere goede loflijcke vasticheit en(de) goedi(n)ge/
doen bynnen achte dagen na duytgaen vand(er) bernend(er) keersen uuyten/
beleyde sgoets coste totwelcken dage die coope(r) sal sculdich sijn/
opte leggen(e) en(de) te betalen(e) die heelic geheel rente die de stad d(air) op/
behoud(en) soude moegen boven den co(m)me(r) d(air) voe(r) uuytgaen(de) En(de) v(oer)?/
elcken pe(n)nijnck xviii gelijcke pe(n)ni(n)gen ofte die wel en(de) loflijck/
v(er)ond(er)pand(en) na des(er) stad recht soe dat die rentmeest(er)s voirs(creven)/
d(air) af te vred(en) selen moegen sijn Betalen(de) oick de selve coope(r)
//
... ten selven dage slach hoegen(e)? en(de) wijn die ind(er) selver coopma(n)scap/ ... gevallen en(de) v(er)schenen selen sijn/ Item oft yma(n)de die voirs(creven) coopma(n)scap bleve en(de) die voirs(creven)/ conditie va(n) genoech doene niet voldoen en conste soe salmen and(er)werf/ die voirs(creven) ca(m)me v(er)coopen En(de) wes zij dan min sal geld(en) dan die/ yerstwerf v(er)cocht soude sijn dat sal die yerste coope(r) sculdich sijn/ opte leggen(e) met oick den slage hoogen(e) en(de) wijn ind(er) yerst(er) coopma(n)scap/ v(er)schen(en) sond(er) verdrach Mair oft zij meer geld(en) mochte dat en sal hem/ niet te baten comen nochta(n) sal hij sculdich sijn opte leggen(e) en(de) betalen(e)/ den slach hoegen(e) en(de) wijn voirs(creven)/ Item die rentmeest(er)s voirs(creven) sullen lonen die ov(er)bate vand(er) voirs(creven) ca(m)men/ boven den co(m)me(r) d(air) voe(r) uuytgaen(de) sond(er) meer d(air) op zij die voirs(creven) ca(m)me/ warande(re)n selen Te weten(e) v rijd(er)s aen(der) capelle vand(en) xii ap(oste)len twee/ rijd(er)s een d(er)deel aen pauwelse den cuype(re) En(de) drie c(ro)nen te xxiiii stuv(er)s/ tstuck [en(de) drie pl(a)c(ken) de(n) stuv(er)] aen(der) stad va(n) loeven(e) al erfchijns en(de) rent(en) It(em) ii rijnsguld(en) te/ lx pl(a)c(ken) tstuck lijfpen(sien) ten lijve ka(tli)[nen]ge en(de) joffr(ouwe) marien geheeten van/
hasselt It(em) ii rijnsguld(en) ten lijve joffr(ouwe) ka(tli)[nen] va(n) langroede wed(uwe) jans/
witten en(de) ii rijd(er)s lijfpen(sien) te xxvi stuv(er)s tstuck drie pl(a)c(ken) den stuv(er) ten/
lijve d(er) huysfrouwen pet(er)s vand(en) zijpe als op alle den co(m)me(r) en(de)/
last d(air) voe(r) uuytgaen(de) Met conditien en(de) voirwerd(en) oft namaels met/[rechte] bevond(en) wordde e(n)nigen co(m)me(r) meer uuyten goed(en) voirs(creven) gaen(de)/
datmen dat den coope(r) aen sijnen coop corten sal den d(enier) xviii alsoe/
verre als dien co(m)mer erflic wa(r)e ofte den d(enier) thiene also verre alst/
lijfpen(sien) waren Des sal die coope(r) sculdich sijn erflic te ontheffen(e) den/
hof inde vlamijncstrate vand(en) ii rijd(er)s en(de) ii rijnsguld(en) voirs(creven) d(air) af den selven hoff/
ond(er)pand es sond(er) cortssel van zijne(n) coope/
Item sal die coope(r) tvoirs(creven) goet ter stont moegen aenveerd(en) nad(en) uuytga(n)ge/
vand(er) keersen en(de) die vercoopers voirs(creven) selem hem dat leve(re)n vry en(de) los/
van allen gevallen(en) chijnsen en(de) renten totten dage toe vand(er) goedingen/
diemen den coepe(r) doen sal bynne(n) achte dagen na duytgaen vand(er) b(er)ne(n) d(er) kers(en)/
alsoe voirs(creven) es
//
It(em) den hoff inde vlamijncstrate tewet(en)e .../ salmen v(er)coope(n) op hoogen in alle d(er) voegen .../ delijck datmen dien v(er)coope(n) sal met rijnsguld(en) .../ en(de) drie pl(a)c(ken) den stuv(er)/ Den slach sal doen i rijnsguld(en) op dat hij de(n) genen ont.../ die den slach heeft als voe(r) en(de) i gelte wij(n)s va(n) iiii s.../ alleene/ It(em) elc hoeg(en) (½) gelijcken guld(en) half den coope(r) en(de) half den v(er)coop(er) .../ en(de) (½) gelte wijns den v(er)coepe(r) alleene/ It(em) soe wie den slach hebben sal moege(n) hoogen als voe(r)/ It(em) die rentmeest(er)s selen goedinge doen als voe(r) en(de) ware(n)de(re)n die vo.../ ii gedeelte(n) opde weerde va(n) v(½) pl(a)c(ken) erflic sond(er) meer co(m)mers en(de) .../ dat hij mede v(er)ond(er)pant staet voe(r) ii rijnsguld(en) [lijfpen(sien)] en(de) ii rijd(er)s d(air) af den sloetel/ den last sal moeten dragen/ It(em) soe wie die coopma(n)scap bliven sal die sal moeten oplegge(n) te .../ dage vand(er) goedi(n)gen die pe(n)ni(n)gen d(air) af comen(de) oft wel en(de) loflijc v(er).../ alsoe voirs(creven) es/ It(em) sal die coope(r) moegen aenveerd(en) tvoirs(creven) goet als voe(r)/
//
... ten selven dage slach hoegen(e)? en(de) wijn die ind(er) selver coopma(n)scap/ ... gevallen en(de) v(er)schenen selen sijn/ Item oft yma(n)de die voirs(creven) coopma(n)scap bleve en(de) die voirs(creven)/ conditie va(n) genoech doene niet voldoen en conste soe salmen and(er)werf/ die voirs(creven) ca(m)me v(er)coopen En(de) wes zij dan min sal geld(en) dan die/ yerstwerf v(er)cocht soude sijn dat sal die yerste coope(r) sculdich sijn/ opte leggen(e) met oick den slage hoogen(e) en(de) wijn ind(er) yerst(er) coopma(n)scap/ v(er)schen(en) sond(er) verdrach Mair oft zij meer geld(en) mochte dat en sal hem/ niet te baten comen nochta(n) sal hij sculdich sijn opte leggen(e) en(de) betalen(e)/ den slach hoegen(e) en(de) wijn voirs(creven)/ Item die rentmeest(er)s voirs(creven) sullen lonen die ov(er)bate vand(er) voirs(creven) ca(m)men/ boven den co(m)me(r) d(air) voe(r) uuytgaen(de) sond(er) meer d(air) op zij die voirs(creven) ca(m)me/ warande(re)n selen Te weten(e) v rijd(er)s aen(der) capelle vand(en) xii ap(oste)len twee/ rijd(er)s een d(er)deel aen pauwelse den cuype(re) En(de) drie c(ro)nen te xxiiii stuv(er)s/ tstuck [en(de) drie pl(a)c(ken) de(n) stuv(er)] aen(der) stad va(n) loeven(e) al erfchijns en(de) rent(en) It(em) ii rijnsguld(en) te/ lx pl(a)c(ken) tstuck lijfpen(sien) ten lijve ka(tli)[nen]
//
It(em) den hoff inde vlamijncstrate tewet(en)e .../ salmen v(er)coope(n) op hoogen in alle d(er) voegen .../ delijck datmen dien v(er)coope(n) sal met rijnsguld(en) .../ en(de) drie pl(a)c(ken) den stuv(er)/ Den slach sal doen i rijnsguld(en) op dat hij de(n) genen ont.../ die den slach heeft als voe(r) en(de) i gelte wij(n)s va(n) iiii s.../ alleene/ It(em) elc hoeg(en) (½) gelijcken guld(en) half den coope(r) en(de) half den v(er)coop(er) .../ en(de) (½) gelte wijns den v(er)coepe(r) alleene/ It(em) soe wie den slach hebben sal moege(n) hoogen als voe(r)/ It(em) die rentmeest(er)s selen goedinge doen als voe(r) en(de) ware(n)de(re)n die vo.../ ii gedeelte(n) opde weerde va(n) v(½) pl(a)c(ken) erflic sond(er) meer co(m)mers en(de) .../ dat hij mede v(er)ond(er)pant staet voe(r) ii rijnsguld(en) [lijfpen(sien)] en(de) ii rijd(er)s d(air) af den sloetel/ den last sal moeten dragen/ It(em) soe wie die coopma(n)scap bliven sal die sal moeten oplegge(n) te .../ dage vand(er) goedi(n)gen die pe(n)ni(n)gen d(air) af comen(de) oft wel en(de) loflijc v(er).../ alsoe voirs(creven) es/ It(em) sal die coope(r) moegen aenveerd(en) tvoirs(creven) goet als voe(r)/
Nagekeken door: Mi-Je Van Gils
Moderator: Mi-Je Van Gils
Laatste update:: 2018-06-13 door The Administrator