Alsoe als ten vervolghe arnts vande(n) hove en(de) vrancke loenkens/ geleydt sijnde naden rechte des(er) stadt van loeven(e) voe(r) hen wettich ge/ breck tot allen den goeden beide have en(de) erne wout(er)s wile(n) sangwijns/ met eenen vorste(r) bij consente vander stadt zijn hande(n) [hadde] doen lichten/ vande(n) voirs(creven) goede(n) Est dat de huysvrouwe des voirs(creven) wout(er)s/ want hij uute(n) lande was des tot eene(n) sek(ere)n dage van rechte op/ heden dienen(de) alh(ier) quame int recht des de voirs(creven) arnt en(de) vrancke/ hen gedroege(n) totten vorste(r) ende de voirs(creven) huysvrouwe desselfs/ wout(er)s noch niemant van heu(r)en wege(n) tot heure(n) dage van rechte/ niet comen en es Zoe hebben de scepen(en) van loeven(e) tyerst aengehoirt/ andriese van vossem vorste(r) die cleerde bij zijne(n) eede dexecutie en(de)/ exploit bij hem gedaen te hebben(e) gewijst voe(r) een vonnisse zoe v(er)re/ de huysvrouwe des voirs(creven) wout(er)s niet en quame [ten opstaen(e)] smeyers en(de) van/ hen scepen(en) datmen dan de(n) voirs(creven) geleidde vande(n) voirs(creven) goeden/ houden sal in heure(n) voirs(creven) beleyde alsoe verre alst noch voe(r)/ hen scepen(en) comen es coram eisdem