Vanden gedinghe dat geweest heeft inde banc voir meye(r)/ en(de) scepen(en) van loven(e) tusschen katline(n) boogarts aenleggersse/ ter eend(er) zijden en(de) roelande vand(en) beempde verweerde(r)/ ter ande(re) om der betalingen van vii(½) mudden rogs die/ de voirs(creven) katline den voirs(creven) roelande yesch naevolgen(de)/ seke(re)n geloften bij hem huer voir scepen van hersselt/ gedaen hop en(de) voir hue(r) conclusie dat hij huer die/ opleggen soude oft d(aer) voi(r)e met hachten bedwongen/ wordden en(de) des geliefde hem tvo(n)nisse d(aer)op de voirs(creven)/ roelant hem v(er)antweerden(de) bekinde de gelofte gedaen/ te hebben(e) mair hij p(rese)nteerde te bewijsen dat hij die/ wel en(de) dueghdelijc hadde betailt conclude(re)nde soe/ verre hij dat conde gedoen dat hij d(er) aenspraken/ ongehouden soude zijn des hem oic geliefde tvo(n)nisse/ Tot welken thoene de voirs(creven) roela(n)t gewesen zijnde/ is hij des geheelijc volcome(n) d(aer) op de voirs(creven) katlijne/ altrice(re)nde en(de) r(e)p(li)ce(re)nde seyde al mocht hij e(n)nich/ coren hebben gegeven datt dat niet en was in/ betalinge(n) vander geluften huer gedaen mair was/ dat op seke(re)n erfpacht die hij huer sculdich was/ hopen(de) mits dien dat dien thoon huer gheen/ ontstade doen en soude de voirs(creven) roelant zijne(n)/ thoon salve(re)nde heeft gep(rese)nteert zijne(n) eedt dat/ hij de betalinge bij hem gethoe(n)t gedaen heeft/ in betalingen der voirs(creven) geloften en(de) niet opden/ erfpacht p(er)siste(re)nde mits dien elc der voirs(creven)/ p(ar)tien in hue(re)r conclusien hebben de hee(re)n scepen(en)/ van loven(e) ter manissen smeyers gewesen/ voir een vonisse Soe verre de voirs(creven) roela(n)t/ den eedt doet soe hij dien gep(rese)nteert heeft/ als dat hij de voirs(creven) betalinge opde gelofte/ gedaen heeft en(de) niet opden erfpacht dat hij/ d(er) aenspraken ongehouden sal zijn en(de) heeft de/ voirs(creven) aenleggersse d(aer)entynden gebreck vande(n)/ / erfpachte dat zij dat sal moege(n) volgen opden gront/ nae der bancken recht p(rese)ntibus o(mn)ibus de(m)pt(is)/ opp(endorp) roelants maii vi