It(em) vander questien die opv(er)staen was tussche(n) jaquemair/ moreal van couckeroul onder graven t(er) eenre en(de) machtelden/ weduwe ja(m)mairts wile(n) pouly t(er) ande(r) zijden Alse van sek(ere)n/ pijne en(de) arbeyde en(de) van huere(n) die de voirs(creven) jaquemair moreal/ seyde verdient en(de) gewonnen te hebben(e) van dat hij de(n) voirs(creven)/ jaquemair duende zijne(n) oem vortijden gedient en(de) de vercken(en)/ in zijne(n) tijde(n) gehuedt hadde dair af hij noch ombetaelt was/ soe hij seyde en(de) yesch vande(n) voirs(creven) zijne(n) arbeyde wel twi(n)tich/ rijnsch en(de) twintich pet(er)s d(air) op hij noyt meer ontfaen en hadde/ dan twee pet(er)s eens Dair tege(n) de voirs(creven) machtelt de (contra)rie/ sustineerde bij div(er)sen redene(n) en(de) onder den ande(re)n dat den tijt/ zee(r) langhe leden was dat hij desen dienst gedaen hadde oick/ hadde zijn oem tot noch onlancx toe geleeft en(de) hij en hadde/ hem niet gheeyscht en(de) seyde datme(n) ten uut(er)sten bevi(n)den/ soude dat hij wel betaelt wa(r)e Oick en soudemen niet bevi(n)den/I dat hij soe vele verdient hadde met wercken(e) te hueden(e) in/ zijne(n) jonghen tijde als hij eysschte Soe es bij pet(ere)n vand(er)/ hoeve(n) burgim(a)g(iste)r nadat sij hem des in wederzijden gesubmitteert/ en(de) in hem gekeert hadden uutgesproken en(de) mynlijc gheap/ pointeert dat soe verre de voirs(creven) jaquemair moreal heur/ quijtsceldinge dade voe(r) scepen(en) van loeven(e) oft and(er)s van allet/ tghene des hij tot desen dage toe t(er) voirs(creven) machtelt w(er)t oft heu(r)en/ goede(n) te seggen(e) hadde het wa(r)e uut sake(n) vand(en) testame(n)te/ jaquemairts wile(n) pouly heurs mans van pijne oft arbeide/ oft vand(er) verdiender hue(re)n dat alsdan de selve machtelt de(n) voirs(creven)/ jaquemairt moreal gheve(n) en(de) betale(n) soude thien pet(er)s te liiii/ pl(a)c(ken) tstuc eens en(de) niet meer cor(am) hoeve(n) burg(imagistr)[o] febr(uar)[ii] xiii