Aldair jan doer met zijne gheleverde(n) voirspreke hem heeft/ bereet gegeven zijnen thoen en(de) sake tege(n) berthelmeuse/ henricx sone uutstaen(de) te sluyten Heeft deselve b(er)thelmeus/ dat geseidt seggen(de) want de clercke(n) vander wijnass(isen) doen(de)/ heve(n) depositie hadde(n) geseet dat hij de wijnen d(air) af questie es/ op taploon soude hebben aenvert soe beg(er)de hij dat zij/ dair op nairde(r) wordden geexamineert en(de) de sake nairde(r)/ geclaert gheven(de) reden(en) van heur(e)r voirs(creven) depositien ende/ dat dat alsoe voe(r) al behoirde geliefde hem tvonnisse D(air)/ op de voirs(creven) jan replice(re)nde seyde dat hem van dien niet/ genoech en conde verwonde(re)n want dat was eene grote/ nieuwicheit des van gelijke(n) noot en gebeurde hopen(de) dat/ hij dien niet tege(n)staen(de) totte(n) sluyten vander sake(n) soude/ moege(n) voirtva(r)en des hij hem getroeste totte(n) vonnisse Es/ gewijst t(er) maniss(en) smeyers gelieft den voirs(creven) janne doir int/ principael te sluyte(n) en(de) voirt te va(r)en dat hij dat sal/ moegen doen niet tegenstaen(de) der calangie(n) P(rese)ntib(us) om(n)ib(us)/ demptis roelants berghe martii xvi