It(em) adriaen de hont als man et mo(m)boir jouffr(ouwe) dympne(n)/ van battele weduwe wilen adriaens pet(er)ssoen in zijnd(er)/ tijt bedel en secretar(is) der eerwerdig(er) univ(er)siteit va(n)/ loeven in p(rese)ntien der scepen(en) van loeven(e) onder bescreven/ heeft gep(rese)nteert adriane verheylwigen wissele(r) by(n)nen des(er)/ stadt ov(er) te leve(re)n alsulken silve(re)n juwelen als jannes rob/ bijns febr(uarii) xxiii anno lxxii den voirs(creven) wilen adriane/ pet(er)ssoen(en) pantsgewijse in handen stelde voe(r) alsulke(n) vijf/ rijnsch g(ulden) lijfpen(sien) als de selve johannes den voirs(creven) wile(n) adriaen/ bekinde voe(r) scepen(en) van loeven(e) opte(n) selve(n) dach soe verre/ de selve adriaen verheylwige(n) hem woude laten volge(n) alsulke(n)/ penni(n)ghe alse de selve johannes onder hem opd(en) wissel voir daf/ leggen der voirs(creven) renten gesedt hadde Met intimatien soe/ verre de selve adriaen verheylwige(n) de selve juweelen niet/ aenveerden en woude oft hem de voirs(creven) penni(n)ge ov(er)leve(re)n soe/ p(ro)testeerde hij van zijnder loopender rente(n) o(n)verlet te staen(e)/ Dair op de voirs(creven) adriaen verheylwige(n) genoech beky(n)nende/ penni(n)ghe onder hem gesedt te zijne antwordde dat hij/ gheen last en hadde de voirs(creven) penni(n)ge ov(er) te leve(re)n sonder/ consent vand(er) p(ar)tien die die gesedt hadde en(de) en woude/ oic de juweelen niet ov(er)nemen coram hove naus(nidere) ap(ri)lis viii