It(em) andries vanden poele scoenmake(r) doet gebieden eene(n) gulden(en) pe(n)nync/ rijd(er) d(er) mu(n)ten sh(er)togen (et)c(etera) lijfpensien dien hij gecocht heeft tegen lijsbetten van/ wedewe jans wijlen hertshals hubrechten katlijnen en(de) lijsbetten hoe(re)n kynde(re)n op d(e)/ goede h(ier) nae bescreven yerst op een huys met sijnre toebehoirten gelegen neve/ de nuwemoelen inden wandelwijck tusschen de goede symoens van thienen en(de) de/ hoff wout(er)s van nethenen geheeten vanden royeele It(em) [op] een vleeschbanck met sijnre/ toebehoirten gelegen int vleeschuys te loeven inden rey ter scoeneggen waert/ tusschen de banck vranx willem(air) en(de) de banck jans de punde(re) van welke(n)/ de voirs(creven) andries guedinge en(de) vestich(eit) ontfaen heeft vanden voirs(creven) p(er)sone(n)/ scepen(en) van loeven(e) te dien eynde (et)c(etera) Hieraf sijn de drie gebode geda(en)/ dierste des maendaighs junii xvi [xviii] a(nn)[o] xiiii[c] liii cor(am) l roelofs tymple/ dand(er) cor(am) n abs(oloens) (et) meersb(er)ge dleste cor(am) vynck meersberghe