Vander questien die geweest is voir den raide vand(er)/ stadt tusschen de rintm(eeste)rs vand(er) stadt ter eenre zijden/ ende janne van hoeye pasteybecke(r) ter ande(re) om eene(n)/ rijder lijftochte(n) staen(de) ten live van arnts vanden sande/ wive die de rintm(eeste)rs seyden dat zij bevonde(n) gaende/ uuyten huyse opden hoeck vand(er) hoelstrate(n) dair de/ stadt de nuwe huysen doet maken bove(n) dwaerscap/ dat de voirs(creven) jan hen d(air)af hadde gedaen D(air)op de/ voirs(creven) jan seyde ende antw(er)de dat hij doen(de) de come(n)scap/ niet anders en wiste dan dat hij zijne rinte los trecken/ soude bove(n) den co(m)mer d(air) uuytgaen(de) sond(er) den co(m)mer te/ noeme(n) oft te specifice(re)n hopen(de) alsoe vand(en) voirs(creven) rijder/ af te doen(e) ongehouden te zijne den voirs(creven) rintmeeste(re)n/ replice(re)nde seyden sij dat de guedi(n)ge was gedaen acht(er)volgen(de)/ der voirw(er)den vand(en) come(n)scap Es bijden raide vand(er)/ stadt notabelijc vergadert nae dien zij de voirw(er)de/ vand(er) come(n)scap hebben gevisiteert tcontulit bijde(n) voirs(creven) ja(n)ne/ vanden voirs(creven) goeden gedaen begripen(de) onder den ande(re)n dat/ hij de selve goeden geloeft hadde te warande(re)n dat die/ bij hem niet en wa(r)en vercocht noch belast noch/ geypotheceert en(de) de brieve(n) vand(en) voirs(creven) rijd(er) lijftochte(n)/ dair bij bleec dat de voirs(creven) jan dien selve op de voirs(creven)/ goeden hadde besedt uuytgesproken ende get(er)mineert/ dat de voirs(creven) jan gehouden sal sijn den voirs(creven) rijd(er) lijft(ochten)/ af te doen(e) ende de stadt en(de) goeden tegen hem gecrege(n)/ d(air)af te te lossen oft anderssins d(er) rintmeeste(re)n moet/ te gecrigen In pleno (con)s(ili)[o] augusti xxiii