It(em) henrick pasteels jan wiggers en(de) jan de decke(re)/ alle drie woenen(de) te lynden hebben ten ernstige(n)/ v(er)sueke goorijs vrancx getuycht en(de) geclairt biden/ eede die zij ten heilige(n) daer toe deden dat/ xxxiii jae(re)n geleden oft d(aer) omt(re)nt als tpaenhuys/ te lynden toebehoiren(de) henricke vand(er) calste(re)n doen/ levende afgebra(n)t was de selve wile(n) henrick v(er)creech/ tege(n) goorijse wile(n) vrancx vad(er) des voirs(creven) goorijs/ de huysinge(n) staen(de) op gorijs erve dat nu eeussel/ es walen toebehoiren(de) matheeuse vand(en) beemde/ gelege(n) ond(er) de vrijheit van loven(e) d(aer) op de kerke
//
van lynde(n) heeft een half mudde core(n)s erfs pachts/ tuyge(n) voirt de twee yerste dat de voirs(creven) huysinge(n)/ wordde(n) afgebroken ende geseedt op tvoirs(creven) paenhuys/ dat siende dat der kerken pant werdde gebloet de voirs(creven)/ jan wiggers met zijne(n) mede geselle(n) te dien tijde/ kercmeest(er)s der voirs(creven) kerken zijnde dede(n) dat met/ rechte v(er)biede(n) Nae den welken en(de) bij ond(er)wijse/ de voirs(creven) kercmeest(er)s te vrede(n) gestelt werdden in sulker/ vuegen dat de voirs(creven) wilen henrick ende zijne nae/ volgen(de) besitters vanden voirs(creven) paenhuyse alsoe dat/ de selve wile(n) henrick geloefde tvoirs(creven) half mudde/ core(n)s der voirs(creven) kercken jairlijcx tot eewige(n) dage(n)/ te betale(n) en(de) den voirs(creven) goorijse en(de) zijne goede d(aer)af/ scadeloes houden ende o(n)theffen Hebbe(n) vort getuycht/ alle drie dat oyt zed(er) de voirs(creven) wile(n) henrick voe(r)/ ende eemo(n)t wile(n) roelants zijn behuwede sone/ soe langhe zij leefden d(aer) nae tvoirs(creven) half mudde/ core(n)s jairlijcx der voirs(creven) kerken hebbe(n) betailt ende/ dat over thien twintich dertich jae(re)n en(de) dage(n) welke/ claerniss(e) ter beg(er)ten des voirs(creven) goorijs gelast zijn te/ r(e)gistre(re)n voir den toecomen(de) tijt om te moege(n) diene(n)/ in tijden ende wilen te voirde(re) gemerct de oudere/ der voirs(creven) drie p(er)sone(n) die zee(r) oude liede(n) zijn/ cora(m) hoeve(n) burg(imagistr)[o] pynnock naus(nijdere) scabinis augusti/ xiii