SAL7775, Akte: V°345.3-R°347.1 (587 van 763)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte V°345.3-R°347.1  
Act
Datum: 1490-04-15

Transcriptie

2024-02-03 door Karel Embrechts
It(em) jan thielens sone wijlen godevarts en(de) alijt h(er)mans zijn huysvr(ouwe) woenen(de) te beetze in p(rese)ncia heeft genome(n) tegen/
eerweerdige(n) vad(er) in gode hee(re)n janne van langrode p(re)laet/
des godshuys van vlierbeke thoff desselfs godsh(uys) geheete(n)/
thoff ter monct gelegen te beetze met seke(re)n stucke(n) ende/
p(ar)cheelen van lande(n) bee(m)pde(n) helicht wi(n)ning(en) int cleyn crae(n)broeck/
h(ier) nae volgend(de) alsoe daniel wijlen van mulstede die hier/
voirmaels gehouden heeft En(de) yerst thoof ter monct mette(n)/
huysen hoven bog(ar)den wouwe(re)n en(de) grechte(n) It(em) xxv boende(re)n/
en(de) xxxiiii roeden lants gelegen in diverse stucken It(em) xi/
dach(mael) beempts int legbroeck It(em) een boender beempts geheete(n)/
dlangboend(er) It(em) de helichtwinni(n)ge int cleyn craenbroeck/
It(em) een deel vande(n) legbroeck houden(de) omtrint vii dach(mael)/
It(em) noch vii boende(re)n eens driesch gelegen bij thoff It(em) noch/
een deel van eene(n) beempde geheete(n) kiekensbeempt gelijc/
dien daneel voirs(creven) nae zijnder pechtingen genome(n) hadde/
Te houden te hebben te wynnen van half merte lestlede(n)/
eene(n) t(er)mijn van sesse ja(r)en lang due(re)nde deen nae/
dande(r) sonder middel vervolgen(de) Elcx jairs dae(re)nbynne(n) om/
en(de) voe(r) half de vruchte(n) op de voirs(creven) goede wassen(de) en(de) de/
beempde(n) om en(de) voe(r) lxvi ryns gulden(en) te xx stuv(er)s nove mo(ne)[te]/
deen helicht d(aer) af s(in)[t] jansmisse en(de) dand(er) helicht te kersmisse/
te betalen en(de) altoes bynne(n) sesse weke(n) nae elcke(n) t(er)mijn o(n)begrepe(n)/
/ volbetailt te sijne quol(ibe)t ass(ecutu)[m] It(em) sal de wyn gehoude(n) zijn/
m(ijns) voirs(creven) hee(re)n helicht vande(n) vruchte(n) voirs(creven) af te doen(e) en(de)/
inden bant te leve(re)n inder schue(re)n vue(re)n en(de) oick tassen sonder/
cost oft last m(ijns) hee(re)n voirs(creven) ende sal de wyn voirs(creven) m(ijns) hee(re)n/
coren met zijne(n) coerne inne vue(re)n te weten(e) dyerste voede(r)/
voir mijne(n) hee(re) en(de) dand(er) voede(r) voir hemselve(n) It(em) sal de/
wynne sculdich zijn m(ijns) hee(re)n coren te dyest te leve(re)n It(em) de voirs(creven)/
m(ijn) hee(r) sal sculdich zijn den voirs(creven) wynne te leenen(e) alsoe vele/
ghersten als de wynne nu behoeve(n) sal ten yersten ja(r)e te/
besayen(e) desgelijcx oick van wint(er)coren(e) It(em) de voirs(creven) wynne/
sal gehoude(n) zijn den voirs(creven) m(ijnen) hee(re) tvoirs(creven) saet coren bynnen/
den yersten ja(r)e weder geven en(de) te betalen(e) It(em) de voirs(creven)/
m(ijn) hee(r) sal den voirs(creven) wynne gehouden zijn te leenen(e) zijn/
broot coren tot den oegst toe te weten(e) thien mudde(n) rocx/
welcke thien mudden rocx hij oick bynne(n) den yerste(n) ja(r)e/
m(ijnen) hee(re) weder geven sal moeten oft m(ijnen) hee(re)n goeden moet hebbe(n)/
It(em) sal de voirs(creven) wyn sculdich zijn te laten(e) de landen vand(en)/
voirs(creven) hove in drie derden te weten(e) deen derdendeel/
met wint(er)coren(e) besayt dand(er) met some(re)n stoppelen en(de) tderde/
brake en(de) dair voe(r) sal m(ijn) hee(r) sculdich zijn den wynne te/
geven(e) xvi mudd(en) rogge(n) zoe verre de wynne voirs(creven) op de/
selve goeden niet en blijft nae zijnen t(er)mijn van vi ja(r)en/
en(de) oft hij d(aer) blijft sal mijn hee(r) vand(en) selve(n) xvi mudde(n) corens/
ongehouden zijn ende sal de wynne noch hebben boven des/
voirs(creven) is de p(ro)uffijte vand(er) dingerie(n) vand(en) hove It(em) oft den voirs(creven)/
m(ijnen) hee(r) beliefde te ty(m)me(re)n soe sal de voirs(creven) wyn gehoude(n) zijn/
tselve hout aen te halen(e) te weten(e) aen zijn hoff oft moelen(e)/
te beetse behalve(n) dat de wyn den affal dair af hebben/
sal It(em) oft soe gebuerde dat e(n)nich volck van orlogen/
den wy(n)ne ov(er)quame dair af sal m(ijn) hee(r) hem cortsel/
doen gelijck regenoten It(em) sal de wynne verdecken/
alle ja(r)e op de huysinge vanden voirs(creven) hove drie hondert/
walms It(em) sal oick sculdich zijn de selve wyn de/
huysingen te houden(e) vander onderste rijkelen nederweerts/
ende alsmen dair dect plect metst oft ty(m)mert va(n) oude(n)/
wercke soe sal de wynne de wercklude(n) den montcost/
geven den genen die tot den wercke behoe(re)n sullen/
en(de) mijn hee(re) sal de dachue(re)n betalen It(em) de wynne sal sculdich/
zijn den leem en(de) gereetscap tot den wercke voirs(creven) dienen(de)/
met zijne wagen(e) ende p(er)den halen des sal mijn hee(re) sculdich/
zijn de voirs(creven) huysen nu te levere(n) gerepareert ende de/
wyn sal die tot zijne(n) afscheyden(e) gerepareet laten It(em) sal m(ijn) hee(re)/
den wynne geven voir elcken man van zijne(n) lieden die hij in/
swins costen sette(n) sal eene(n) stuv(er) sdaigs It(em) de wyn sal gehoude(n)/
/ zijn den voirs(creven) zijnen t(er)mijn due(re)nde de voirs(creven) landen te/
wynnen werve(n) en(de) te mesten wel en(de) loflijc op zij getijdige/
vo(r)en gelijc regenoten It(em) en sal de voirs(creven) wyn de voers(creven)/
landen tot zijne(n) drie lesten ja(r)en niet moegen hoervruchte(n)/
It(em) de voirs(creven) wyn en sal de voirs(creven) lande niet moegen voirt/
uutgeven mer selve die moeten houden ende tstroe d(aer)/
af comen(de) etten en(de) dat tot meste bringen ende dat/
voe(re)n op de voirs(creven) lande ten meesten prouffijte vanden/
selven landen It(em) sal de voirs(creven) wynne gehouden zijn/
alle ja(r)e te ov(er)mergelen twee boende(re)n vanden voirs(creven)/
landen It(em) sal de wynne de voirs(creven) beempden jairlijcx/
moeten doen ryolen en(de) de grechten doen vagen ende/
die onderhouden wel en(de) loflijck op zijnen cost Item/
sal de selve wynne de voirs(creven) beempde(n) moete(n) ond(er)houde(n)/
van breeme(n) doirne(n) en(de) mirhoopen en(de) die bynne(n) sijne(n)/
yersten drie ja(r)en doen uut roeden en(de) slichten op/
zijnen cost It(em) sal de voirs(creven) wynne jairlijcx moete(n)/
setten en(de) planten op de voirs(creven) goede(n) drie vive(n)twintich/
goeder cusbair williger poten en(de) die alsoe verwaren/
en(de) verdoirne(n) dat zij vande(n) beesten niet verdorve(n) en wordde(n)/
en(de) oft m(ijnen) hee(re) geliefde ald(aer) te setten e(n)nige alboemen/
pooten die sal de wynne oick moeten verdoirnen alsoe/
dat die vande(n) beesten niet verdorven en wordden It(em) sal/
de voirs(creven) wynne de wegen grechten en(de) straten gaen(de) om sine/
en(de) aen(de) voirs(creven) goeden moeten houden in goeden state/
op zijnen cost alsoe dat dair af gheen scade en come/
It(em) sal de wynne den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde de voirs(creven)/
huyse vande(n) voirs(creven) hove desgelijcx de wouwe(re)n/
boegarde(n) en(de) grechte(n) jairlijcx op zijne(n) cost wel ende/
loflijck moeten ond(er)houden en(de) die laten tot zijnen/
afscheyden(e) alsoe men hem die leve(re)n sal Item sal/
de wynne moete(n) inneheffen en(de) goet doen alle chijsen/
yngerien mestwagen(en) en(de) hee(r)lich(eiden) nae inhouden(e) vand(en)/
chijs boeken te beetse te etsvrijke? en(de) te halen en(de)/
die mijne(n) hee(re) alle ja(r)e ov(er)levere(n) en(de) volbetalen ten/
lanxsten te paesschen behalven der ingerien gelijck/
vo(r)e gespecificeert steet It(em) sal de voirs(creven) wynne/
gehouden zijn wel loflijc en(de) getrouwelijck te bedienen/
de meyerie des voirs(creven) godshuys ald(aer) en(de) van allet gene/
dat dair af compt van hee(r)lich(eiden) pontpe(n)ni(n)g(en) kue(re)n en(de) and(er)s/
m(ijnen) hee(re) voirs(creven) deugdelijcke rekeninge ende betalinge/
/ jairlijcx moete(n) doen ende dair voe(r) sal hij hebben/
een tabbaert laken gelijck ande(re) des voirs(creven) godshuys/
meye(re)n It(em) en sal de voirs(creven) wyn niet moege(n) afhoude(n)/
oft stru(n)cken e(n)nich opgaen(de) hout It(em) sal de voirs(creven)/
wynne de voirs(creven) lande en(de) beempden moete(n) bevreden/
op zijnen cost sond(er) afslach van mijne(n) hee(re) te eysschen/
van ov(er)vluedich(eit) van wate(r) oft and(er)s des sal mijn/
hee(re) hem laten thout d(aer)toe dienen(de) behalven oft/
de ghete oft de middelste grecht van boven besteken/
wordde sal m(ijn) hee(re) de dachue(re)n dair af betalen Item/
sal de voirs(creven) wynne m(ijnen) voirs(creven) hee(re) ende de gene die/
mede comen sullen twee werve(n) tsjaers ontfangen op/
zijnen cost elcken male twee dagen en(de) twee nachte(n)/
en(de) oick ontfangen alle de gene die(n) van des godsh(uys) wege(n)/
d(aer) come(n) sullen tallen tijde(n) als dat gebue(re)n sal It(em) sal/
de voirs(creven) wynne hebben tscaerhout van twee boende(re)n/
boschs geheete(n) de corweye ende dair voe(r) sal hij der/
costerie(n) des voirs(creven) godshuys jairlijcx betalen vie(r) r(yns) guld(en)/
half s(in)[t] jansmisse en(de) half s(in)[t] m(er)tensmisse It(em) sal mijn hee(re)/
den wyn doen vie(r) coyen twee p(er)den twee ploegen en(de)/
eene(n) wagen dwelcme(n) sal scatte(n) ten prijse van goede/
ma(n)nen dwelc de voirs(creven) wyn gehouden sal zijn te/
betalen(e) en(de) te restitue(re)n bynne(n) drie ja(r)en naistcomen(de) En(de)/
alle dese vorweerden (et)c(etera) hove naus(nydere) ap(ri)lis xv
Nagekeken doorkristiaan magnus
ModeratorGreet Stevens
Laatste update:: 2018-07-16 door The Administrator