It(em) cont zij alle(n) lieden dat jan van goethuysen/ in p(rese)ntia heeft genome(n) tegen henricke de keyse(re)/ als p(ro)cur(eur) m(ijn) vr(ouwe) vander mee(re)n sijn goede onder/ wynnen(de) lande te drie aerden staende met eene(n)/ beempde dair aen geleg(en) houden(de) x boender geh(eten)/ dbeeckblock te lynthe(r) bij een geleg(en) Te houden/ te hebben ende te wynne(n) van half merte lestleden
//
eene(n) termijn van drie ja(r)en lang due(re)nde om ende/ voe(r) tsesti tsestich rins guld(en) te xx st(uvers) loopender/ mu(n)ten tstuck deen helicht dair aff te kersmisse ende/ dander helicht bynne(n) der maent van merte te betalen(e)/ quol(ibe)t ass(ecutu)[m] Met cond(ici)[en] dat de wynne de lande/ ten lesten jai(r)e sijns voirs(creven) t(er)mijns bloot late(n) sal/ alsoe hij die bevonde(n) heeft soe dat nochtan deselve/ wynne de voirs(creven) bladinge vande(n) wyntercoren(en)/ dair op staende inden selve(n) zijne(n) leste(n) ja(r)e voirs(creven)/ hebben ende boe(re)n sal tot zijnder gelieften betalen(de)/ nochtan niet te min van ja(r)e tot ja(r)e den voirs(creven)/ t(er)mijn due(re)nde der voirs(creven) vrouwen heu(r) voirs(creven) lx/ r(ins) guld(en) nae inhouden der ouder vorweerden dair/ aff sijnde It(em) sal de voirs(creven) wynne de voirs(creven) lande/ wel ende loflijc houden wynne(n) werve(n) ende mesten/ gelijc regenoote(n) bove(n) ende beneden It(em) sal de wynne/ sculd(ich) sijn alle ja(r)e te geven(e) m(ijn) vrouwe(n) sijne(n) t(er)mijn/ due(re)nde tweelf volle hantkeese ten behoirlijken/ tijde It(em) sal de wynne zijne(n) t(er)mijn due(re)nde drage(n)/ ende betalen alle alsulk(en) hee(re)n chijs als uten voirs(creven)/ goeden gaen talle(n) hove(n) ende plaets(en) dairmen dien/ vanden selve(n) goeden sculd(ich) es sonder afslach vande(n)/ voirs(creven) lx r(in)s g(ulden) It(em) sal noch de voirs(creven) wynne jairlijx/ tsijnen laste betale(n) alsulke(n) xii rijders als tgodsh(uys)/ van bethleem heeft opde voirs(creven) goede in afslage/ vanden voir(creven) lx rins guld(en) It(em) sal de wynne/ moegen truncken tijtverdich hout dat opde boome/ der selver lande ende beempde tot sijne(n) leste(n) ja(r)e/ des voirs(creven) sijns t(er)mijns bevonden sal wordde(n) staen(de)/ ende hij aldair vynden sal soe verre dat redelijc/ sij It(em) want de voirs(creven) lande zee(r) verachtert sijn/ ende hij groote schade heeft gehadt vande(n) volke van/ wapen(en) soe sal m(ijn) vrouwe hem tsijne(n) leste(n) jare/ afslaen x r(ins) g(ulden) als voir dbehulp ende saytcore(n)/ dat sij hem alsnu soude moete(n) doen It(em) de voirs(creven)/ wynne heeft geloeft m(ijn) vrouwe(n) te voldoene
//
ende te betalen(e) al tghene desmen bevi(n)den sal dat/ hij tachter es uut saken van voirpechting(en) der/ voirs(creven) goeden Ende alle dese vorweerden (et)c(etera)/ cor(am) h(er)meys naus(nijdere) julii undecima