Item pet(er) vand(en) hoege(n)huys geheeten geldens/ sone wijlen pauwels in p(rese)ncia heeft gekint/ en(de) gelijdt dat hem jasp(ar) van ov(er)wynghe/ volcomelijck vernuecht en(de) te vreden gestelt/ heeft met gerede(n) pe(n)ni(n)gen die hij mits desen/ bekint gehaven te hebben alsulcken makinge/ van testamente als hem en(de) ja(n)ne zijne(n) brueder/ gemaect is geweest bij ja(n)ne vand(er) beke(n) raymake(r)/ en(de) lijsbette(n) vand(en) hoege(n)huys zijnd(er) huysvr(ouwe) zweer/ als zij leefde des voirs(creven) jasp(ar)s Scelden(de) mits dien/ den voirs(creven) jasp(ar) zijne(n) kinde(re)n en(de) allen ande(re)n/ quitan(cien) behoeven(de) van des voirs(creven) is volcomelijc/ quijt Geloven(de) hen uut saken vand(en) selve(n)/ testame(n)te ne(m)me(r)meer aen te spreken te vexe(re)n noch/ te moyen(e) in e(n)nigen rechte gheestelijc noch weerlijc/ bij he(m) selve(n) noch nyeman(ne) anders ende soe verre/ jan zijn brued(er) die als nu buyte(n) lants is weder/ om te lande quame in die(n) te hebben(e) dat hij van/ des voirs(creven) is den voirs(creven) jasp(ar) gelijc quitan(cie) doen/ sal p(ro)ut cor(am) buetsele boechout ap(ri)lis p(ri)ma