Op heden is bijden rade vand(er) stad gielijse vand(er)/ meertshoven en(de) ja(n)ne hentens beyde vleeschouwe(re)n/ die hue(r) scapen gerasteert zijnde bij eene(n) geheete(n)/[vacat] van dyest gelooft hebbe(n) mette(n) coste(n) dair op gedaen/ met seventhien rinsgulden(en) geconsenteert dat zij hue(r)/ verlegge(n) in dien sulle(n) moege(n) innehoude(n) van tghene/ des zij met heur(er) hanteringe(n) van assijsen verdient hebbe(n) en(de)/ verdiene(n) sulle(n) tot dat zij van hue(re)n voirs(creven) verllegge(n) sulle(n) zijn/ gerecompenseert In (con)s(ili)[o] maii xvii