It(em) es te weten(e) dat tvoirs(creven) bekin gedaen es te dier/ meyni(n)gen dat de voirs(creven) h(er) lodewijck die met brieve(n)/ onder zijnen zegel vander daet des xxviii[e] daichs septe(m)br(is)/ lestleden hem als borghe des voirs(creven) jans verloeft ende/ verbonden heeft aen ons(en) genad(ichs)[ten] hee(re) ende den hee(re)n/ vand(er) rekencame(re)n te bruessel voir de so(m)me van duysent/ ryns guld(en) eens hem dair af met allen costen en(de) lasten/ zij wae(re)n van rechte oft ande(re) tallen tijden alst hem gelieft/ sal moegen ontheffen heeft voirt de voirs(creven) jan geloeft/ den voirs(creven) h(er) lodewijcke dat hij bynne(n) xv dag(en) naistc(omende)/ gelijke geluften he(m) doen sal voir scepen(en) van thienen/ met obligatien ende ypotheken van zijnen erfgoeden/ onder thiene(n) geleg(en) die hij vercregen heeft sinder d(er) doot/ ende aflivich(eyt) van sijnder yerster huysvr(ouw)[en] Heeft oic/ geloeft de voirs(creven) jan dat jan van lathem zijn wettich(en)/ sone den voirs(creven) hee(re)n lodewijke tot sijnder manissen/ gelijke geloften doen sal voir scepen(en) van loeven(en) ende/ sulke van trouwen ende eeren onder zijne(n) zegel ende/ hantteyken als de voirs(creven) jan de vader op heden gedaen/ ende gegeve(n) heeft eisd(em)