It(em) jan van hove bode te voet der stad van loeven(en) in p(rese)ntia / heeft gecleert bij zijnen eede die hij ten aenveerden(e) van/ sijnder offitien gedaen heeft dat hij ten versueke daneels/ van ermbegem heeft geweest te bruessele aen arnde/ van pe den selven cundigen(de) dat de voirs(creven) daneel/ onder scepen(en) van loeven(en) gestelt heeft de hootpe(n)ni(n)gen/ van dien drie r(yns) g(ulden) erflijck mette(n) pachte d(aer) op de voirs(creven)/ arnt den voirs(creven) daneele uuytgegeve(n) heeft een huys/ metten toebehoirt(en) inde dorpstrate gelegen wijle(n) reyn(er)s/ wijtfliet om de voirs(creven) pe(n)ni(n)g(en) den voirs(creven) arnde te/ volgen op guedinge ende sekerheyt vand(en) voirs(creven) rinte(n)/ den voirs(creven) daneele te geschiene soe verre de mo(m)boirs/ ende capellane(n) der kercken van s(in)t mychiels te loeven(en)/ de voirs(creven) pe(n)ni(n)gen niet en willen aenveerden coram borch/ boechout eod(em)