SAL7783, Akte: V°283.2-R°286.1 (559 van 711)
Akte V°283.2-R°286.1
Act
Datum: 1499-04-15
Transcriptie
2020-05-01 door Willy StevensCond zij allen lieden dat willem didbout in p(rese)ntia/
heeft genomen ende bekint genome(n) te hebben(e) teg(en)/
meest(er) lodewijke roelants raid (et)c(etera) sijn wynhof/
met alle zijnen toebehoirt(en) geleg(en) te wespelair alsoet/
nu houden(de) es gielijs taverniers houden(de) omtr(int) xxiiii boende(re)n/
It(em) noch de landen vercreg(en) teg(en) de kinde(re)n papegays/
bij wijlen hee(re)n jacoppe uuyten lyemi(n)gen voe(r) de helicht/
en(de) voe(r) dande(re) helicht vercregen ende gecocht bijd(en) voirs(creven)/
meest(er) lodewijke met eene(n) cleyne(n) boende(r) opden couthe(re)/
ende een dach(mael) opden zavele oic vercreg(en) bijd(en) voirs(creven)/
meest(er) lodewijke tegen deselve papegays dewelke/
onlanx gehouden hebben de vrouwe van kelfs ende/
mathijs vlemi(n)x houden(de) omtr(int) xxiiii dach(maelen) inder manie(re)n/
hier nae bescreve(n) Inden yersten sal de voir(screven) willem/
didbout tvoirs(creven) hof houden van half merte naistcomen(de)/
eene(n) termijn van tweelf ja(r)en due(re)nde met allen/
den landen voirs(creven) dair toe behoiren(de) ende die voirs(creven)/
landen wynne(n) ende werven met behoirlijken en(de) getidigen/
voren mesten ende mergelen gelijck regenote(n) wel/
hen lant wynnen(e) alsoe die selve landen in hen arden/
liggen ende dat ter helicht ende die selve landen
//
alsoe tot zijnen afscheyden laten behalve(n) dat die selve/ meest(er) lodewijck ende willem deen den ande(re)n dese/ pechtinge selen moegen op seggen te ynde vand(en)/ zesse ja(r)en behoudelijck dat die ghene die scheyden/ wilt den ande(re)n dat (½) jair te voe(re)n condige(n) en(de) opseggen/ sal It(em) mits dien dat ter aventue(re)n in so(m)mige plaets(en)/ die landen beempden of eeusselen niet al en liggen/ soe dat behoirt soe sal die voirs(creven) meest(er) lodewijck/ den voirs(creven) willem(me) leenen tot eene(n) p(eer)de vijfthien/ ryns guld(en) opdat die voirs(creven) willem(me) des behoeft en(de)/ vand(en) voirs(creven) meest(er) lodewijke begheert en(de) dieselve/ xv ryns guld(en) wedero(m)me geve(n) ende betale(n) bynnen/ den zesse yerste ja(r)en elcx jairs een seste deel It(em) sal/ den voirs(creven) wyn houden ende hebben alle de beempden/ eeusselen ende bogarden met oick alle ande(re) weyde(n)/ den voirs(creven) hove toebehoiren(de) ende alsoe die voirs(creven) gielijs/ taverniers die gehouden heeft ende om den selve(n) prijs/ oft hue(re) Te weten(e) elcx jairs voe(r) ende om twintich/ ryns guld(en) drie st(uvers) een pl(e)c(ke) It(em) es nocht(ans) vorweerde/ dat die voirs(creven) wyn inde warande oft elde(rs) gheend(er)hande/ beesten doen en sal moegen die de spruyten eten oft/ anderssins schade doen souden moegen aen sijn boome(n)/ It(em) sal die voirs(creven) wyn den voirs(creven) tijt due(re)nde de/ helicht vand(en) voirs(creven) coren(en) ende ande(re)n vruchte(n) opde/ voirs(creven) landen jairlijx wassen(de) tyerst sculdich sijn den/ voirs(creven) meest(er) lodewijke te vue(re)n ende te leve(re)n met/ sijnen wagen(e) ende peerden in zijn schue(re) bove(n) in/ zijn hof Ende als die voirs(creven) helicht gedorsschen sal/ sijn soe sal die voirs(creven) wyn sculd(ich) sijn tcoren dair/ af comen(de) te vue(re)n ende te leve(re)n met zijnen wagen(e)/ endev peerden inder stad van loeven(e) oft mechlen dairt/
den voirs(creven) meest(ere)n lodewijke gelieven sal alsoe/
verre die voirs(creven) meest(er) lodewijck dat alsoe beg(er)t/
ende sal aldair dan die voirs(creven) wyn alleen(e) hebben/
den montcost sonder e(n)nich meer loons It(em) sal die
//
voirs(creven) wyn sculdich sijn te halen elcx jairs zijnen tijt due(re)nde/ xxv voede(re)n mergels dair af die voirs(creven) meest(er) lodewijck/ voir elck voede(r) betalen sal vijf pl(a)c(ken) ende opden put half/ ende dit alsoe verre alst moegelijc is den voirs(creven) margele/ te halen(e) mair alsoe verre alst niet moegelijck en wa(r)e/ twa(r)e om sweers wille oft anderssins soe sal de voirs(creven) wyn/ dair af ongehouden zijn dair af hij sculdich sal zijn den/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijcke) oft zijne(n) geco(m)mitteerden oft last van/ hem hebben(de) adverte(re)n goets tijts om selve manie(re) te vinden/ om den voirs(creven) margele te doen halen alsoe verre alst hem/ gelieft It(em) ende soe verre oic die voirs(creven) wyn gheene/ wettelijke oft m(er)kelijke reden(en) en heeft om den voirs(creven)/ mergel niet te halen oft dat hij de reden(en) van sijne(n) belette/ niet en condichde in tijts soe sal hij dair inne gehoude(n) zijn/ It(em) es noch besproken dat die voirs(creven) wyn opdat hem/ belieft ende gedoen can sal moegen halen op een jair m(er)gele/ voir dande(re) ja(r)en ende die voirs(creven) lande dair mede mergelen/ behalven dat dat gebue(re) sonder achterdeel vand(en) voirs(creven)/ meeste(re)n lodewijke aen zijn(en) voirs(creven) land(en) tzij [den voirs(creven)] due(re)nde den/
voirs(creven) t(er)mijn tsijn nad(en) afscheyd(en) vand(en) voirs(creven) win van/
zijnen voirs(creven) hove It(em) sal die voirs(creven) win schuldich sijn/
alle die straten waterleyden ende grachten te maken sonder/
des voirs(creven) meest(er) lod(ewijckx) cost ende de landen beempden en(de)/
eeusselen behoirlijken vermaken ende alsoe tot zijne(n) afscheyd(en)/
laten Ende om dat te doen(e) ende anders niet soe sal/
die voirs(creven) win houden moegen ende hebben alle die/
willigen als die tijtverdich sijn te stroncken met oic allet/
gevouwe datter vallen sal ende voirts meer neme(n) vand(en)/
tronceycken oft ande(r) hout staende opde grachten ende vorlen/
vand(en) landen beempden oft eeusselen om des voirs(creven) is te doen/
Behalve(n) eest dat e(n)nige waterleye oft wegen qualijck/
liggen soe sal de voirs(creven) meest(er) lodewijck den voirs(creven) win/
hulp doen dat zij eens in behoirlijken state selen zijn/
ende dair nae sal die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) int geheel dair af/
ongehouden zijn It(em) dat boven des voirs(creven) is bliven sal/
vand(en) voirs(creven) houte staende buyten bosschen mair opde voirs(creven)/
vorrelen ende hagen ende die getronct plegen te wordd(en)/
ende egheen opwassen(de) houte en zijn dat salmen te seven
//
aerden oft houwen bringen ende dat selen die voirs(creven) meest(er)/ lodewijck ende win te gade(r) doen maken ende half ende/ half deylen ende die voirs(creven) win den voirs(creven) meeste(re)n lod(ewijck)/ zijn deel op sijn hof bringen sonder yet dair af te hebben(e)/ It(em) es oick vorweerde dat allet stroo dat opt voirs(creven) hof oft/ land(en) wassen sal oft van buyten innecomen dair sal/ die voirs(creven) win mest af maken ende op die voirs(creven) landen/ vue(re)n ende nerge(re)ns elders ende en sal egheen landen/ den voirs(creven) tijt due(re)nde die voirs(creven) win houden oft wynne(n)/ dan alleen(e) de landen toebehoiren(de) den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ noch oick tvoirs(creven) hof yemant anders voirts uutgeven/ sonder wille weten(e) oft consente des voirs(creven) meest(er) lodewijcx/ It(em) alsoe verre die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) beheelt de thiende/ die hij tegen den abt ende co(n)vent van s(in)t bernarts genome(n)/ heeft soe sal die voirs(creven) win die selve thiende alle ja(r)e/ inhalen tsijn van coren oft hoeye ende dair voir sal die/ voirs(creven) win hebben tstroo ende caf dairaf comen(de) Mair/ die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) salse doen dorsschen ende sal behouden te/half coren ende crinsen ende half oic de crinsen vand(en)/
coren vand(en) voirs(creven) sijnder helicht des sal allet voirs(creven) stroo/
moete(n) opt voirs(creven) hof alle ja(r)e bliven ende mest dair af/
gemaict en(de) opt voirs(creven) lant gevuert wordden ende/
nerge(re)ns elders It(em) es nocht(an) besproken wairt soe dat/
den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) die voirs(creven) thiende niet en volchde/
oft datmen stroe oft mest cochte soe sal de win vand(en)/
stroe betalen de ii[e] deele ende die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/
tderdedeel Ende vand(en) mest sal die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/
betalen de ii[e] deelen en die win tderdendeel Ende alsoe/
verre die voirs(creven) thiende int hof niet en quame soe sal die/
voirs(creven) win sculd(ich) sijn te coope(n) met weten vand(en) voirs(creven)/
meest(er) lod(ewijck) oft des gheens die van hem last hebben sal/
elcx jairs tsestich mandelen stroes ende oick in redelijch(eyt)/
mest nae gelande vand(en) stroo op dat noot zij en(de) ment/
te coope vinden can Ende al quame oic die voirs(creven) thiende/
soe salmen nochtan oic soe doen alsoe verre den voirs(creven)/
meeste(re)n lod(ewijck) ende win dunct noot ende orberlijc zijn/
It(em) sal die voirs(creven) win sculd(ich) zijn alle ja(r)e te leve(re)n/
xxv busselen walms van x walme(re) de bussele om te/
deckene ende alsoe verre alst de voirs(creven) thiende blijft
//
xxxv busselen walms It(em) alsmen dect oft repareert/ de huysing(en) vand(en) voirs(creven) hove tsijn metsen plecken/ decken oft ty(m)me(re)n om doude werck te bete(re)n soe sal die/ voirs(creven) win den [mo(n)t] cost geven ende die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ de dachue(re)n ende stoffe Des sal de win gereetscap/ schuldich sijn te halen tsijn van leeme oft anders alsoe/ verre alst buyten den dorpe van wespelair oft beeke/ niet te halen en is ende dat sonder e(n)nigen loon vand(en)/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) af te hebben(e) It(em) sal die win sculd(ich)/ sijn die voirs(creven) huysen te houden vand(er) platen totter/ yerster rijkelen opwaert It(em) alsoe verre men e(n)nich/ nuwe werck van nuwes maicte soe sal int geheel de/ win dair af ongehouden zijn mair sal die voirs(creven) meest(er)/ lod(ewijck) sculd(ich) sijn dat alleen te dragen ende betalen/ It(em) sal die voirs(creven) win alle ja(r)e hebben drie ellen lakens/ oft ix st(uvers) voir elke elle ende dair voe(r) sal hij doen drie/ corweyen te loeven mechlen oft bruessel dairt den/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) gelieve(n) sal It(em) sal die voirs(creven) win/ den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) leve(re)n oft laten hebbe(n) tarwe(n) ende/ roggen stroo voe(r) sijn peerde dair voe(r) die voirs(creven) win/ hebben sal dmest dair af comen(de) met oic den duyven/ meste om opde voirs(creven) landen te vue(re)n ende nerge(re)ns elders/ It(em) sal doeft te weten(e) appele peeren ende alle ande(re)/ gelesen wordden ten halven coste ende de helicht oft tgedeelte/ vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) sal de win sculdich sijn met zijnen/ wagen ende p(eer)den den selve(n) meest(er) lod(ewijck) te loeven(e)/ oft te mechlen op dat den selven meest(er) lod(ewijck) gelieft/ sonder dair voe(r) yet vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) te hebben/ It(em) soe verre die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) e(n)nige willige poten/ oft appelboome cochte die sal de win sculd(ich) sijn inde/ eerde te setten ende te verdoirnen datse vand(en) beesten/ niet geschelt en wordden It(em) sal de voirs(creven) meeste(r) lod(ewijck)/ den voirs(creven) win doen vijftich scapen ter helicht om die/ ten ii[en] ja(r)en te deylen op conditie eest dat die voirs(creven) willem/win den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) yet sculd(ich) is soe sal de/
selve meest(er) lod(ewijck) in afcorting(en) van dien altijt trecken/
tghene dat den win vand(en) voirs(creven) scapen comen sal/
tsijn wolle la(m)me(re)n oft schapen Ende de voirs(creven) win sal
//
den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) om sekerh(eyt) van al des voirs(creven) is/ sculd(ich) sijn in handen te setten als hee(re) van wilzele/ en(de) in p(rese)ntien van ii[e] ma(n)nen van leene alsulken/ leene als deselve win vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ te leene houden(de) is ende vercregen heeft teg(en) arnde/ keemerling om den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) d(air) aen te moege(n)/ verhalen tgheene dat die voirs(creven) win den voirs(creven)/ meest(er) lod(ewijck) sculdich oft tachter sal moegen zijn Ende/ alle dese vorweerden renu(n)c(ierende) (et)c(etera) [in for(ma)] Cor(am) borch boechout/ aprilis xv
//
alsoe tot zijnen afscheyden laten behalve(n) dat die selve/ meest(er) lodewijck ende willem deen den ande(re)n dese/ pechtinge selen moegen op seggen te ynde vand(en)/ zesse ja(r)en behoudelijck dat die ghene die scheyden/ wilt den ande(re)n dat (½) jair te voe(re)n condige(n) en(de) opseggen/ sal It(em) mits dien dat ter aventue(re)n in so(m)mige plaets(en)/ die landen beempden of eeusselen niet al en liggen/ soe dat behoirt soe sal die voirs(creven) meest(er) lodewijck/ den voirs(creven) willem(me) leenen tot eene(n) p(eer)de vijfthien/ ryns guld(en) opdat die voirs(creven) willem(me) des behoeft en(de)/ vand(en) voirs(creven) meest(er) lodewijke begheert en(de) dieselve/ xv ryns guld(en) wedero(m)me geve(n) ende betale(n) bynnen/ den zesse yerste ja(r)en elcx jairs een seste deel It(em) sal/ den voirs(creven) wyn houden ende hebben alle de beempden/ eeusselen ende bogarden met oick alle ande(re) weyde(n)/ den voirs(creven) hove toebehoiren(de) ende alsoe die voirs(creven) gielijs/ taverniers die gehouden heeft ende om den selve(n) prijs/ oft hue(re) Te weten(e) elcx jairs voe(r) ende om twintich/ ryns guld(en) drie st(uvers) een pl(e)c(ke) It(em) es nocht(ans) vorweerde/ dat die voirs(creven) wyn inde warande oft elde(rs) gheend(er)hande/ beesten doen en sal moegen die de spruyten eten oft/ anderssins schade doen souden moegen aen sijn boome(n)/ It(em) sal die voirs(creven) wyn den voirs(creven) tijt due(re)nde de/ helicht vand(en) voirs(creven) coren(en) ende ande(re)n vruchte(n) opde/ voirs(creven) landen jairlijx wassen(de) tyerst sculdich sijn den/ voirs(creven) meest(er) lodewijke te vue(re)n ende te leve(re)n met/ sijnen wagen(e) ende peerden in zijn schue(re) bove(n) in/ zijn hof Ende als die voirs(creven) helicht gedorsschen sal/ sijn soe sal die voirs(creven) wyn sculd(ich) sijn tcoren dair/ af comen(de) te vue(re)n ende te leve(re)n met zijnen wagen(e)/ ende
//
voirs(creven) wyn sculdich sijn te halen elcx jairs zijnen tijt due(re)nde/ xxv voede(re)n mergels dair af die voirs(creven) meest(er) lodewijck/ voir elck voede(r) betalen sal vijf pl(a)c(ken) ende opden put half/ ende dit alsoe verre alst moegelijc is den voirs(creven) margele/ te halen(e) mair alsoe verre alst niet moegelijck en wa(r)e/ twa(r)e om sweers wille oft anderssins soe sal de voirs(creven) wyn/ dair af ongehouden zijn dair af hij sculdich sal zijn den/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijcke) oft zijne(n) geco(m)mitteerden oft last van/ hem hebben(de) adverte(re)n goets tijts om selve manie(re) te vinden/ om den voirs(creven) margele te doen halen alsoe verre alst hem/ gelieft It(em) ende soe verre oic die voirs(creven) wyn gheene/ wettelijke oft m(er)kelijke reden(en) en heeft om den voirs(creven)/ mergel niet te halen oft dat hij de reden(en) van sijne(n) belette/ niet en condichde in tijts soe sal hij dair inne gehoude(n) zijn/ It(em) es noch besproken dat die voirs(creven) wyn opdat hem/ belieft ende gedoen can sal moegen halen op een jair m(er)gele/ voir dande(re) ja(r)en ende die voirs(creven) lande dair mede mergelen/ behalven dat dat gebue(re) sonder achterdeel vand(en) voirs(creven)/ meeste(re)n lodewijke aen zijn(en) voirs(creven) land(en) tzij [
//
aerden oft houwen bringen ende dat selen die voirs(creven) meest(er)/ lodewijck ende win te gade(r) doen maken ende half ende/ half deylen ende die voirs(creven) win den voirs(creven) meeste(re)n lod(ewijck)/ zijn deel op sijn hof bringen sonder yet dair af te hebben(e)/ It(em) es oick vorweerde dat allet stroo dat opt voirs(creven) hof oft/ land(en) wassen sal oft van buyten innecomen dair sal/ die voirs(creven) win mest af maken ende op die voirs(creven) landen/ vue(re)n ende nerge(re)ns elders ende en sal egheen landen/ den voirs(creven) tijt due(re)nde die voirs(creven) win houden oft wynne(n)/ dan alleen(e) de landen toebehoiren(de) den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ noch oick tvoirs(creven) hof yemant anders voirts uutgeven/ sonder wille weten(e) oft consente des voirs(creven) meest(er) lodewijcx/ It(em) alsoe verre die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) beheelt de thiende/ die hij tegen den abt ende co(n)vent van s(in)t bernarts genome(n)/ heeft soe sal die voirs(creven) win die selve thiende alle ja(r)e/ inhalen tsijn van coren oft hoeye ende dair voir sal die/ voirs(creven) win hebben tstroo ende caf dairaf comen(de) Mair/ die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) salse doen dorsschen ende sal behouden t
//
xxxv busselen walms It(em) alsmen dect oft repareert/ de huysing(en) vand(en) voirs(creven) hove tsijn metsen plecken/ decken oft ty(m)me(re)n om doude werck te bete(re)n soe sal die/ voirs(creven) win den [mo(n)t] cost geven ende die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ de dachue(re)n ende stoffe Des sal de win gereetscap/ schuldich sijn te halen tsijn van leeme oft anders alsoe/ verre alst buyten den dorpe van wespelair oft beeke/ niet te halen en is ende dat sonder e(n)nigen loon vand(en)/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) af te hebben(e) It(em) sal die win sculd(ich)/ sijn die voirs(creven) huysen te houden vand(er) platen totter/ yerster rijkelen opwaert It(em) alsoe verre men e(n)nich/ nuwe werck van nuwes maicte soe sal int geheel de/ win dair af ongehouden zijn mair sal die voirs(creven) meest(er)/ lod(ewijck) sculd(ich) sijn dat alleen te dragen ende betalen/ It(em) sal die voirs(creven) win alle ja(r)e hebben drie ellen lakens/ oft ix st(uvers) voir elke elle ende dair voe(r) sal hij doen drie/ corweyen te loeven mechlen oft bruessel dairt den/ voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) gelieve(n) sal It(em) sal die voirs(creven) win/ den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) leve(re)n oft laten hebbe(n) tarwe(n) ende/ roggen stroo voe(r) sijn peerde dair voe(r) die voirs(creven) win/ hebben sal dmest dair af comen(de) met oic den duyven/ meste om opde voirs(creven) landen te vue(re)n ende nerge(re)ns elders/ It(em) sal doeft te weten(e) appele peeren ende alle ande(re)/ gelesen wordden ten halven coste ende de helicht oft tgedeelte/ vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) sal de win sculdich sijn met zijnen/ wagen ende p(eer)den den selve(n) meest(er) lod(ewijck) te loeven(e)/ oft te mechlen op dat den selven meest(er) lod(ewijck) gelieft/ sonder dair voe(r) yet vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) te hebben/ It(em) soe verre die voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) e(n)nige willige poten/ oft appelboome cochte die sal de win sculd(ich) sijn inde/ eerde te setten ende te verdoirnen datse vand(en) beesten/ niet geschelt en wordden It(em) sal de voirs(creven) meeste(r) lod(ewijck)/ den voirs(creven) win doen vijftich scapen ter helicht om die/ ten ii[en] ja(r)en te deylen op conditie eest dat die voirs(creven) willem/
//
den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) om sekerh(eyt) van al des voirs(creven) is/ sculd(ich) sijn in handen te setten als hee(re) van wilzele/ en(de) in p(rese)ntien van ii[e] ma(n)nen van leene alsulken/ leene als deselve win vand(en) voirs(creven) meest(er) lod(ewijck)/ te leene houden(de) is ende vercregen heeft teg(en) arnde/ keemerling om den voirs(creven) meest(er) lod(ewijck) d(air) aen te moege(n)/ verhalen tgheene dat die voirs(creven) win den voirs(creven)/ meest(er) lod(ewijck) sculdich oft tachter sal moegen zijn Ende/ alle dese vorweerden renu(n)c(ierende) (et)c(etera) [in for(ma)] Cor(am) borch boechout/ aprilis xv
Nagekeken door: Jos Jonckheer
Moderator: Jos Jonckheer
Laatste update:: 2014-08-28 door Jos Jonckheer