Item jan de vos van ghend in jegew(oirdicheit) heeft geloeft/ arnde van colen l lovensche gulden schilde goet/ en(de) gheven [oft de weerde d(aer) af] te betalen van viertienachten in xiiii/ nachten altoes twee der voirs(creven) schide tott(er) tijt dat/ de geheel so(m)me voirs(creven) al betaelt sall sijn en(de)/ / telken t(er)mijn als v(er)volghde schout En(de) oft geviele/ dat de voirs(creven) jannes e(n)nich vanden voirs(creven) viertienacht/ liete over gaen en(de) daer n dan die twee schilde die/ hij ten selven xiiii nachten betaelt soude hebben onbetaelt/ liete drie weecken na den xiiii nachten so heeft/ de voirs(creven) jan den voirs(creven) arnde geloeft dan t(er) stont/tgheent des [tremanant en(de) surplus vander voirs(creven) so(m)men daer af] hij noch in gebreke sijn sall vand(er) geheeld(er)/ te betalen als v(er)volghde schout