SAL8113, Act: R°209.5-V°209.1 (242 of 369)
Act R°209.5-V°209.1
Act
Date: 1442-02-27
Transcription
2023-09-01 by Jos JonckheerTvo(n)nisse tusscen wout(ere)n vander heiden geheten van crikels ...? in/
deen zijde en(de) henr(ick) gielkens van zichnen in dande(re) als van ...?/
zillen beempts geleg(en) int laerbroeck tusscen de goede der beghijnen/
van arschot en(de) de deme(r) ald(air) de vors(creven) wout(er) als momboi(r) sijns/
wijfs de vors(creven) goede aensprack seggende dat de vors(creven) henr(ick)/
daer aen met alsulke(n) scepen(en) brieve(n) va(n) loeve(n) d(air)mede d(at)?/
hij de vors(creven) goede houden(de) es v(er)doelt wa(r)e aengesien dat d(e)?/
vors(creven) wout(er)s wijf een vande(n) naesten erfgename(n) es vand(er) zij(de)?/
d(air) de vors(creven) goede af comen sijn en(de) woude de vors(creven) ...?/
oft den ...?/
bekint van h(ere)n lambr(echt)? ...?/
...?
//
doen en soude noch den selve(n) henr(icke) scade mids dien dat de selve/ lamb(recht) te dier tijt dat hijt beleidt bekende mar tacht(er) ..?/ was vander selve(n) goede(n) en(de) dat hem de selve goede bij/ daneele vand(er) zoert en(de) sijne(n) wijve niet lang(er) gemaect en/ wa(r)en hem te besitte(n) dan sijn leefdaghe langc due(re)nde ende/ niet voerde(r) welke poente de selve wout(er) inden rechte ten/ daghe van thoene(n) oppenbaerlic thoende op dwelc de/ selve henric hoepte en(de) meynde dat hem die aensprake egeen/ ontstade doen en soude gemerct dat hij totte(n) selve(n) goede(n) met/ scepen(en) brieve(n) van loeve(n) toecome(n) wa(r)e gelijc vorsc(reven) steet/ en(de) dat die biden vors(creven) h(ere)n lambrechte bekent wa(r)en t(er) wilen/ dat hij d(er) selver wel mechtich was met meer rede(ne)n die/ hij d(aer) op met sijne(n) vorsprake dede allige(re)n luttel oft niet/ dienen(de) Was tvors(reven) vo(n)nisse met desen woerde(n) gewijst/ nae aensp(ra)ke antwerde en(de) thonisse dat de vors(reven) henri(cus)/ met sijne(n) vors(creven) scepen(en) brieve(n) aen des vors(creven)wod wout(er)s/
wijf kensgedeelte v(er)doelt es p(rese)nt(ibus) o(mni)b(us) scab(inis) ex(cep)[t(is)] abs(oloens) roel(ants)/
febr(uarii) penult(ima)
//
doen en soude noch den selve(n) henr(icke) scade mids dien dat de selve/ lamb(recht) te dier tijt dat hijt beleidt bekende mar tacht(er) ..?/ was vander selve(n) goede(n) en(de) dat hem de selve goede bij/ daneele vand(er) zoert en(de) sijne(n) wijve niet lang(er) gemaect en/ wa(r)en hem te besitte(n) dan sijn leefdaghe langc due(re)nde ende/ niet voerde(r) welke poente de selve wout(er) inden rechte ten/ daghe van thoene(n) oppenbaerlic thoende op dwelc de/ selve henric hoepte en(de) meynde dat hem die aensprake egeen/ ontstade doen en soude gemerct dat hij totte(n) selve(n) goede(n) met/ scepen(en) brieve(n) van loeve(n) toecome(n) wa(r)e gelijc vorsc(reven) steet/ en(de) dat die biden vors(creven) h(ere)n lambrechte bekent wa(r)en t(er) wilen/ dat hij d(er) selver wel mechtich was met meer rede(ne)n die/ hij d(aer) op met sijne(n) vorsprake dede allige(re)n luttel oft niet/ dienen(de) Was tvors(reven) vo(n)nisse met desen woerde(n) gewijst/ nae aensp(ra)ke antwerde en(de) thonisse dat de vors(reven) henri(cus)/ met sijne(n) vors(creven) scepen(en) brieve(n) aen des vors(creven)
Contributors: Walter Winnelinckx
Moderated by: Walter Winnelinckx
Last update: 2016-02-09 by Jos Jonckheer