It(em) es vurwerde en(de) ond(er)sproke(n) eest also dat de vors(creven) gielijs/ bynne(n) tween ja(r)en naestcom(ende) vand(er) vors(creven) gelofte? in egenen?/ gebreke [is] eges? datme(n) dan [den vors(creven) gielis mett(er) vors(creven) br(ieven) behulp doen sal en(de)/ salmen dien te nyeute doen] ten eynde vande(n) vors(creven) goede(n) den vors(creven)/brief te nyeute doen sall en(de) van dien dan? voerts sall de vors(creven)/ wout(er) d(aer)af ongehoude(n) sijn sond(er) argelist cor(am) eisd(em)