It(em) de vors(creven) jan van vissenake heeft geloeft der vors(creven) lijsbette(n)/ d(er) moed(er) dat hij tusscen dit en(de) van in maendage in xiiii[te(n)]/ dage neestcomen(de) bringe(n) sal arnde van bolloe oft eene(n) ande(re)n/ alsoe goede(n) voir scepen(en) van loeve(n) die ind(er) manie(re)n als voe(r) voe(r)/ de vors(creven) lijfp(ensie) spreke(n) sa en(de) borge blijve(n) sall et t(antu)m cor(am) eisd(em)