Nadien dat jan van duffle mids d(er) ombetalingen van alsulke(n) xxii gul(den) rynsch/ erflike renten die hij jaerlicx op de goede in sijne(n) scepen(en) br(ieve) van loven(e) d(aer) op/ gemaect houden(de) is [toebehoe(re)nde gielis van hoeye die wilen wae(re)n will(em)me ma(n)s] de selve sijne scepen(en) brieve voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van loven(e)/ gevonnist heeft en(de) bij den vonnisse d(er) h(ere)n scep(enen) van lov(en) es gewijst datme(n)/ trecken soude op de vors(creven) goede vondmen ald(aer) te panden men soude panden en(de)/ en vondmen niet te pande(n) so soudme(n) voirts varen metten rechte Soe es/ de selve jan dien acht(er)volgende met meye(r) en(de) scepen(en) van lov(en) getoge(n) op de selve/ goede ald(aer) niet te panden en es gevonden Also dat alle de selve/ goede den vors(creven) janne voe(r) gebreck van sijne(n) voirs(creven) renten en(de) voe(r) coste/ en(de) commer d(aer) op metten rechte gegaen met rechte gelev(er)t sijn/ lyntr(e) prike(re) aug(usti) v ix